Lev Tolstoj



Dagboek 1847 (fragmenten)




17 maart [Kazan]1. Het is nu al zes dagen geleden dat ik naar de kliniek ben gegaan, en al zes dagen ben ik bijna tevreden over mezelf. […] Hier ben ik helemaal alleen, niemand valt me lastig, ik word hier door niemand bediend, niemand helpt me – niets van buiten heeft dus invloed op mijn verstand en geheugen en mijn activiteit moet zich wel gaan ontwikkelen. Het voornaamste nut bestaat daarin, dat ik duidelijk heb gezien dat een ongeregeld leven, dat een groot deel van de mensen van de wereld als gevolg van de jeugdjaren beschouwt, niets anders is dan het gevolg van een vroege verdorvenheid van de ziel.

De eenzaamheid is net zo nuttig voor een mens die in de maatschappij leeft als de samenleving voor een mens die daar niet in verkeert. Haal de mens uit de maatschappij, laat hem inkeren tot zichzelf, hoe snel neemt het verstand dan niet de bril van hem af die hem alles in een verkeerde vorm laat zien, en hoe snel verheldert zich niet zijn blik op de dingen, zodat het hemzelf onbegrijpelijk voorkomt dat hij dat alles niet eerder heeft gezien. Laat het verstand werkzaam zijn, het zal je wijzen op je bestemming, het zal je regels geven waarmee je onbeschroomd de maatschappij in kunt gaan. Alles wat in overeenstemming is met de hoogste vaardigheid van de mens: het verstand, zal ook in overeenstemming zijn met alles wat bestaat; het verstand van een afzonderlijk mens is een deel van alles wat bestaat, en een deel kan de ordening van het geheel niet verstoren. Het geheel daarentegen kan een deel doden. Vorm daarom je verstand zo, dat het in overeenstemming is met het geheel, met de bron van alles, en niet met een deel, met de maatschappij; dan zal jouw verstand één worden met dat geheel, en dan zal de maatschappij, als deel, geen invloed op je hebben. Het is gemakkelijker tien delen filosofie te schrijven dan een beginsel in de praktijk te brengen.

18 maart. Ik heb de Instructie van Catherina2 gelezen en aangezien ik mezelf de regel heb gesteld om, wanneer ik een serieus werk lees, dat te overdenken en de belangwekkende gedachten eruit op te schrijven, noteer ik hier mijn mening over de eerste zes hoofdstukken van dit bijzondere werk.

[…] Over het begrip vrijheid onder een monarchistisch bewind: vrijheid, zegt ze, is de mogelijkheid voor de mens om alles te doen wat hij moet doen en niet gedwongen is om te doen wat hij niet moet doen. Ik zou willen weten wat ze verstaat onder moet en niet moet; als ze onder moet doen het natuurlijke recht verstaat, dan volgt daaruit duidelijk dat de vrijheid slechts kan bestaan in dat rijk waarvan in de rechtspraak het natuurlijke recht zich in niets onderscheidt van het positieve recht – een volkomen juiste gedachte. […]

19 maart. Er begint zich in mij een hartstocht voor de wetenschap te openbaren; hoewel deze de meest edele is onder de menselijke hartstochten, zal ik me niettemin nooit eenzijdig aan haar overleveren, dat wil zeggen na het gevoel geheel te hebben gedood en zonder me bezig te houden met wat daarbij komt, uitsluitend strevend naar de ontwikkeling van het verstand en het vullen van het geheugen. Eenzijdigheid is de hoofdoorzaak van het ongeluk van de mens. […]

24 maart. Ik ben erg veranderd; maar ik heb toch nog niet die graad van volmaaktheid bereikt (bij mijn bezigheden) die ik zou willen bereiken. Ik doe niet wat ik mezelf opleg te doen; wat ik doe doe ik niet goed en ik scherp mijn geheugen niet. Ik schrijf daarom hier enkele regels op die, denk ik, me veel zullen helpen als ik ze zal nakomen. 1) Wat is afgesproken om beslist te doen, doe dat ook, ondanks alles. 2) Wat je doet, doe dat goed. 3) Ga het nooit opzoeken in een boek als je iets vergeten bent, maar probeer het jezelf te herinneren. 4) Dwing voortdurend je verstand te handelen met alle kracht waarover het beschikt. 5) Lees en denk altijd hardop. 6) Schaam je niet om tegen mensen die je hinderen te zeggen dat ze je hinderen; laat het eerst merken, en als hij het niet begrijpt, excuseer je je en zeg je het hem. […]

7 april. 8 uur ’s morgens. Ik heb nooit een dagboek bijgehouden, omdat ik het nut er absoluut niet van inzag. Nu, nu ik bezig ben met de ontwikkeling van mijn geestelijke vermogens, zal ik door het dagboek in staat zijn een oordeel te geven over het verloop van deze ontwikkeling. In het dagboek moet een opsomming van regels komen te staan en in het dagboek moeten ook de dingen die ik in de toekomst zal doen worden vastgelegd. Precies over een week ga ik naar het dorp.3 Wat zal ik doen deze week? Engels en Latijn, Romeins recht en regels. Om precies te zijn: The Vicar of Wakefield4 lezen, alle onbekende woorden leren en het eerste deel van de grammatica doornemen; zowel voor de taal als voor de kennis van het Romeinse recht het eerste deel van de institutie5 doorlezen, de regels voor geestelijke vorming afmaken, en terugwinnen wat ik bij het schaken heb verloren.

8 april. 6 uur ’s morgens. Hoop is slecht voor de gelukkige en goed voor de ongelukkige. Hoewel ik al veel heb bereikt sinds de tijd dat ik begonnen ben aan mezelf te werken, ben ik nog steeds heel ontevreden over mezelf. Hoe verder je komt bij de vervolmaking van jezelf, hoe meer gebreken je in jezelf ziet, en Socrates had gelijk toen hij zei dat de hoogste graad van vervolmaking van de mens is te weten dat hij niets weet.

9 april. 6 uur ’s morgens. Ik ben wat de dag van gister betreft bijzonder tevreden over mezelf. Ik begin lichamelijke wil te krijgen; maar de geestelijke wil is nog heel zwak. Geduld en vlijt, en ik ben ervan overtuigd dat ik alles zal bereiken wat ik wil.

17 april. Deze hele tijd heb ik me niet zo gedragen zoals ik me wilde gedragen. De reden daarvoor was in de eerste plaats de overgang van de kliniek naar huis; en in de tweede plaats de maatschappij, waarmee ik meer contact ben begonnen te krijgen. Hieruit heb ik geconcludeerd dat ik bij elke verandering van de situatie heel grondig moet nadenken over welke uiterlijke omstandigheden invloed op mij zullen hebben bij een nieuwe situatie en op welke manier ik die invloed kan tegengaan. Als de overgang van de kliniek naar huis zo’n invloed op mij kon hebben, wat zal dan de invloed zijn van de overgang van het studentenleven naar het leven van een landgoedbezitter?6

Er moet een verandering komen in mijn manier van leven. Die verandering moet echter niet het product zijn van externe omstandigheden, maar het product van de ziel. Hier komt de vraag bij me op: welk doel heeft het leven van de mens? Wat ook het uitgangspunt van mijn beschouwing is, en waar ik me daarbij ook op baseer, ik kom altijd weer tot dezelfde conclusie: het doel van het leven van de mens is de grootst mogelijke bijdrage aan de alzijdige ontwikkeling van alles wat bestaat. Wanneer ik begin na te denken als ik naar de natuur kijk, dan zie ik dat alles daarin zich voortdurend ontwikkelt en dat elk onderdeel onbewust bijdraagt aan de ontwikkeling van de andere delen; de mens dan, aangezien hij net zo’n onderdeel van de natuur is, zij het begiftigd met bewustzijn, moet ook, net als de andere delen, maar bewust zijn geestelijke vermogens gebruikend, streven naar de ontwikkeling van alles wat bestaat. Wanneer ik begin na te denken als ik naar de geschiedenis kijk, dan zie ik dat het hele mensengeslacht voortdurend heeft gestreefd naar het bereiken van dat doel. Wanneer ik rationeel begin na te denken, dat wil zeggen alleen de geestelijke vermogens van de mens in ogenschouw neem, dan tref ik in de ziel van ieder mens dit onbewuste streven aan, dat een onontbeerlijke behoefte is van zijn ziel. Wanneer ik begin na te denken als ik naar de geschiedenis van de filosofie kijk, dan zie ik dat altijd en overal mensen tot de conclusie zijn gekomen dat het doel van het leven van de mens de alzijdige ontwikkeling van de mensheid is. Wanneer ik begin na te denken als ik naar de godsdienst kijk, dan zie ik dat bijna bij alle volkeren het volmaakte wezen erkenning vindt, het streven waarnaar als doel van alle mensen wordt gezien. En zo kan ook ik, lijkt me, zonder me te vergissen als doel van mijn leven het bewuste streven zien naar de alzijdige ontwikkeling van alles wat bestaat. […]

leofoto

Lev Tolstoj

Nu stel ik een vraag. Wat zal het doel van mijn leven zijn in het dorp gedurende de komende twee jaar? 1) De hele cursus rechtswetenschappen bestuderen voor het universitaire eindexamen. 2) De praktische geneeskunde en het theoretische deel ervan bestuderen. 3) Talen bestuderen: Frans, Russisch, Duits, Engels, Italiaans en Latijn. 4) De landbouw bestuderen, zowel theoretisch als praktisch. 5) De geschiedenis, geografie en statistiek bestuderen. 6) De wiskunde bestuderen, de cursus van het gymnasium. 7) Een dissertatie schrijven. 8) Een gemiddeld niveau bereiken in de muziek en de schilderkunst. 9) Leefregels opschrijven. 10) Enige kennis opdoen in de natuurwetenschappen. 11) Opstellen schrijven over alle onderwerpen die ik zal bestuderen.

18 april. Ik heb opeens een heleboel leefregels genoteerd en wilde die allemaal nakomen; maar mijn krachten waren daarvoor te zwak. Nu wil ik mezelf slechts één regel stellen en daar een andere pas aan toevoegen als ik me eraan heb gewend die ene na te komen. De eerste regel die ik mezelf opleg is deze: Voer alles uit waarvan je hebt vastgesteld dat het uitgevoerd moet worden. Ik ben deze regel niet nagekomen.

19 april. Ik ben heel laat opgestaan en heb pas om 2 uur bepaald wat ik in de loop van de dag moet gaan doen.

14 juni [Jasnaja Poljana] Na bijna twee maanden pak ik mijn pen weer op om mijn dagboek voort te zetten. Ach, het is moeilijk voor de mens om uit zichzelf het goede te ontwikkelen onder invloed van enkel het slechte. Stel dat er geen goede invloed zou zijn, maar ook geen slechte, dan zou in ieder wezen de geest de overhand krijgen boven de materie; maar de geest ontwikkelt zich op verschillende manieren. Of de ontwikkeling in ieder wezen apart is een deel van de algemene ontwikkeling. Of de teruggang ervan in afzonderlijke wezens versterkt de ontwikkeling in het algemeen.

16 juni. Zal ik ooit zover komen dat ik niet meer afhankelijk ben van omstandigheden van buitenaf? Naar mijn mening is dat een enorme verworvenheid; want in de mens die niet afhankelijk is van enige invloed van buitenaf is de geest wat haar behoeften betreft noodzakelijkerwijs superieur aan de materie, en dan zal de mens zijn bestemming bereiken. Ik begin te wennen aan de eerste regel die ik mezelf heb gesteld en nu stel ik me een tweede regel en wel de volgende: kijk naar de wereld van de vrouwen als naar een noodzakelijk onaangenaam aspect van het maatschappelijke leven en blijf zoveel mogelijk bij ze vandaan. Inderdaad, van wie krijgen we de wellust, verwijfdheid, lichtzinnigheid in alles en een massa andere ondeugden, als het niet van de vrouwen is? Wie is er schuldig aan dat we de ons aangeboren gevoelens: dapperheid, vastberadenheid, bedachtzaamheid, rechtvaardigheid en dergelijke kwijt zijn, als het niet de vrouwen zijn? De vrouw is ontvankelijker dan de man, daarom waren in tijden van deugdzaamheid de vrouwen beter dan wij, in de huidige zedeloze, verdorven eeuw zijn ze slechter dan wij.

regels voor de ontwikkeling van de lichamelijke wil7



Algemene regel. Alle handelingen moeten wilsbepalingen zijn en niet een onbewust voorzien in lichamelijke behoeftes. Aangezien we al hebben gezegd dat gevoel en verstand invloed hebben op de lichamelijke wil, moeten deze vermogens de regels bepalen volgens welke de lichamelijke wil zou kunnen handelen ten behoeve van haar ontwikkeling. De gevoelens bieden haar richting en tonen haar het doel, het verstand geeft de methodes aan volgens welke de lichamelijke wil dat doel kan bereiken.

Regel 1) Bepaal elke ochtend voor jezelf alles wat je in de loop van de dag moet doen en doe alles wat je hebt vastgesteld zelfs dan als de concrete uitvoering ervan een bepaalde schade met zich mee zou brengen. Behalve de ontwikkeling van de wil zal deze regel ook het verstand ontwikkelen, dat meer doordacht de handelingen van de wil zal bepalen. Regel 2) Slaap zo min mogelijk (de slaap is, naar mijn mening, een toestand van de mens waarin de wil totaal afwezig is). Regel 3) Verdraag alle lichamelijke onaangenaamheden, zonder die naar buiten toe te tonen. 4) Wees trouw aan je woord. 5) Wanneer je aan iets, wat dat ook is, bent begonnen, houd er dan niet mee op zonder het te hebben afgemaakt. 6) Heb altijd een lijst waarin ook de kleinste dingen van je leven zijn vastgelegd, zelfs hoeveel pijpen je per dag mag roken. 7) Als je iets doet moet je al je lichamelijke vaardigheden richten op datgene wat je doet. Als je manier van leven verandert, verander dan ook deze regels. […]

regels voor de ontwikkeling van verheven gevoelens en het tenietdoen van lage gevoelens, of anders: regels voor de ontwikkeling van het gevoel van liefde en het te niet doen van het gevoel van eigenliefde



Algemene regel: hoe meer je aan een bepaalde behoefte van je toegeeft, hoe sterker die behoefte wordt, en hoe minder je eraan toegeeft, hoe minder invloed die heeft. 42) Wanneer je iedereen gelijkelijk bemint, sluit jezelf dan niet uit van deze liefde. 43) Bemin iedere naaste als jezelf, maar bemin twee naasten meer dan jezelf.

regels voor de ontwikkeling van bedachtzaamheid



Bekijk ieder ding van alle kanten. Bekijk elke handeling van de kant van het nadeel die deze kan hebben en van de kant van het nut. Bekijk bij alles wat je doet op hoeveel manieren dat kan worden gedaan en welke manier de beste is. Onderzoek de oorzaken van elk verschijnsel en de mogelijke gevolgen ervan.

Vertaling Willem G. Weststeijn





1 In 1947 was Tolstoj tweedejaarsstudent aan de juridische faculteit van de Universiteit van Kazan.

2 Regels voor een nieuw wetboek, die Catherina II (de Grote) publiceerde in 1766.

3 Panovo, een dorp op ongeveer dertig kilometer van Kazan, waar zich het landgoed van Tolstojs tante bevond, bij wie Tolstoj in huis kwam na de dood van zijn vader in 1841.

4 Roman van Oliver Goldsmith (1766).

5 Wetboek van de Byzantijnse keizer Justinianus.

6 Tolstoj zei de universiteit vaarwel op 12 april; op 1 mei arriveerde hij op zijn landgoed Jasnaja Poljana.

7 Niet in het dagboek genoteerd, maar in een apart schrift.





   <

TSL 57

   >