Sloveense dichters (1)



In Perdu in Amsterdam organiseerde het Center za slovensko knijževnost (Centrum voor Sloveense literatuur) in juni van dit jaar een optreden van vijf dichters uit Slovenië. In dit nummer presenteren we drie mannelijke dichters, in het volgende nummer twee dichteressen.

mustar

Aleš Mustar

Aleš Mustar

Aleš Mustar (1968) studeerde Engels aan de Universiteit van Ljubljana en promoveerde aan de Universiteit van Boekarest op een onderwerp uit de Roemeense literatuur. Hij werkt als vertaler Roemeens en Macedonisch. Gedichten van hem zijn in verschillende talen vertaald.

slaapliedje



De mevrouw in de lift van de melkfabriek is weer een vestje aan het breien,
een mutsje of een paar handschoentjes van ruwe wol,
die de zachte kinderhuid gaat prikken,
maar ze toch van de dood in een onverwarmde tent zal redden,
van vergiftiging door koolmonoxide,
veroorzaakt door een geïmproviseerde gasbrander,
dat heeft een mooie mevrouw op televisie gezegd,
met een mooi kapsel en stralende ogen,
die ’s avonds altijd haar eigen kindje instopt onder het dekbedje,
met een beertjesmotief,
slaap zacht, m’n liefje,
vanavond kan ik geen slaapliedje voor je zingen,
omdat de vriendelijke mevrouw van het apparaat met schadelijke straling,
geld verzamelt voor kinderen met kanker,
vandaag hebben schaapjes geen witte wol meer,
slaap zacht, m’n liefje,
vanavond kan ik geen slaapliedje voor je zingen,
omdat ze op televisie weer een mevrouw hebben laten zien,
die ook geld inzamelt, zogenaamd, voor zieke kindjes,
slaap zacht, m’n liefje,
vanavond kan ik geen slaapliedje voor je zingen,
want vandaag hebben de schaapjes echt geen witte wol meer,
en de boze stiefmoeder ontloopt Gods oordeel,
de goede feeën lijden onder een tekort aan positieve energie,
en de alternatieve geneeskundigen zijn met verlof,
slaap zacht, m’n liefje,
vanavond kan ik geen slaapliedje voor je zingen,
want vandaag hebben de schaapjes werkelijk waar geen witte wol meer,
de schaapjes hebben de zieke feeën asiel verleend.

ik ben alweer mijn gedicht kwijt


Nergens te bekennen.
Dit gebeurt mij dus altijd,
ik raak ze kwijt in de file,
tijdens het douchen, tijdens langdradige vergaderingen,
en op reis.
Ik zocht onder mijn vertalingen,
die nonchalant op het kinderledikantje liggen,
met beertjes en hartjes,
ik heb alle vakken in mijn aktetas doorzocht,
ik draaide elk, zelfs het kleinste briefje om,
ontvangstbewijzen van de post,
rekeningen, boodschappenlijstjes, kwitanties,
betaalbewijzen van tolwegen, kasbriefjes, parkeerbonnen,
ik heb alle, zelfs de kleinste briefjes bekeken
waarop een dichter een gedicht kan schrijven.
Mijn rugzak heb ik omgekeerd, de hele inhoud eruit gekieperd.
Weer niks. In mij niks. Op papier niks.
Zelfs Explorer kan me niet uit de nood helpen.
Hits: 0
De laatste kans is het kinderledikantje,
dat al langer dan een week leeg staat,
wanneer ik me erover buig,
beginnen Vergeet-me-nietje en Primulaatje meteen te piepen:
‘Hier is niks, behalve kruimels, die je nooit opruimt,
Als je elke dag je kindje voert met kruimels alsof ze een duif is.
Als je maar niet denkt Viooltje onterecht te kunnen beschuldigen,
die met jouw kind per vliegtuig wel duiiiizend kilometers aflegde!
Heb je je eigenlijk wel afgevraagd wat er dan gebeurt, als je haar De kleine prins

zult voorlezen?

Lees jij de krant eigenlijk wel?
Er zijn drie kinderen in de vriezer aangetroffen!
Voor de moord op zeven pasgeborenen, vijftien jaar gevangenisstraf!
En jij beschuldigt Viooltje ervan jouw gedicht te hebben gejat,
áls je het al geschreven hebt,
sowieso ben jij de hele tijd alleen maar iets aan het verzinnen.’
Ik keer die twee booswichten de rug toe en loop naar het raam.
Een mevrouw uit de naburige flat wandelt met een hond in plaats van een kleinkind,
de huismeester is bewust ons afval aan het scheiden,
de duiven wachten op mijn dochter,
ik moet mezelf bij elkaar rapen,
de afvoer ontstoppen,
het gevoel van eenzaamheid verwoorden,
de stoel repareren,
zaken doornemen,
de gloeilamp verwisselen,
een gedicht schrijven.

parijs


Oude chansonniers rusten al ruim een paar jaar twee meter onder de grond.
De Chinezen, het koken over de hele wereld meer dan zat, namen de penselen

ter hand

en verbanden met hun lotgenoten Dalí naar een klein, afgelegen museum in Montmartre.
Vermoeide vriendinnen van de nacht uit Pigalle verkopen hun liefde met
hun hakken op tafel in hun eigen slaapkamer via internet.
De clochards werden verdreven door opgewekte toeristen met Lonely Planet in

de hand

in plaats van een goed boek.
De Mona Lisa zorgt er nog steeds voor lange rijen,
in Pompidou hoef je gelukkig nog geen speciaal zacht schoeisel aan.
De Eiffeltoren wordt bedekt met kleine sterretjes begeleid door enthousiast gefluit,
Ook de Galeries La Fayette moesten plaats maken voor de globalisering.
Bohemiens in de pejoratieve zin van het woord gingen verhuizen
naar een sjofel hotel vlakbij de Eiffeltoren,
waar ik in een claustrofobische kamer luister
naar het gekreun van verkoopsters van liefde, import uit het Oosten,
en het verpletteren van de liftdeuren, hoogstwaarschijnlijk toe te schrijven
aan ontevreden pooiers of klanten,
het waarschuwen van de politie laat ik over aan de receptionist,
die me op basis van mijn paspoort
indeelde in groep van staatsburgers van derderangs landen,
ik kon ervan op aan dat hij me bij aankomst in het hotel in de computer registreerde
als een gast, die contant moet betalen,
ik trek de deken over mijn hoofd en
probeer krampachtig Edith Piaf te horen
met haar Sous le cièl de Paris.
Ach, wiens Parijs was dat ook al weer?



Gregor Podlogar



podlogar

Gregor Podlogar

Gregor Podlogar (1974) studeerde filosofie aan de Universiteit van Ljubljana en werkt bij de Sloveense staatsradio (culturele programma’s). Hij vertaalt moderne Amerikaanse poëzie en is redacteur van de poëziewebsite Lyrikline (www.lyrikline.org).



***


Alle werelden communiceren met elkaar soms
gooit geschiedenis een lege fles door het raam
en je snijdt je eraan Tokio is vol kleine legendes
alles is eenvoudig niet alles kan eenvoudig zijn
sommige dingen bewaar je voor jezelf beelden fladderen
misschien is het al ochtend in Afrika het is maart
een boom meet zijn tijd in zijn stam kijk waar we zijn
wolken ook als we er niet meer zijn
een vluchtige blik misschien een aanraking op de huid
een detail op de collage alles geplakt in een serie
foto’s met gezichten van de wereld steden straten
van boven reliëfs van huizen heel klein
zilveren kleur van vleugels van vorige zomer
geleidelijk stijgende corridors van verzinsels overal beeldschermen
verschillende verhalen dezelfde pak van geschiedenis
alle werelden communiceren met elkaar

onbekend fragment


Is daar de lucht nog altijd blauw?
Ruikt het gras nog steeds als gras?
Kunnen we ons ergens op verheugen?
Is er kans op hoop?

op de tong van een schitterende dag


Een gedicht schrijven, dat de dag vertraagt.
Aan de naasten denken en vergeten
de verkiezingskoorts. Op zoek naar iets nieuws.
Alles langzaam doen. Alles zachtjes doen.
De liefde is er. Zij breidt zich uit in kringen.
Sommigen hebben verloren op alle fronten en avant-garde heeft tentakels.
Een nieuw tasje, een oud tasje, een nieuw tasje.
Naar buiten gaan, om snijdende wind.
Naar buiten gaan, zodat de wereld weer op poten wordt gezet.
Naar buiten gaan, de juiste dingen op de juiste plek.
Wat dan nog?

fluisterend


Het is nooit goed
om het teveel over
de eeuwigheid te hebben
vooral niet als
het over liefde
gaat.
De roep komt van diep.
Er zijn bossen.
Het kind weet het.

fragment


De lucht is de grens. We zoeken er nog schepen bij, dat is het dan.
haakje openen haakje sluiten
Tien, negen. Het raam mag niet open.
Familiealbum. Figuurtjes. Daarboven spinnenwebben.
Ik ben ergens in verwikkeld. Jij bent altijd ergens in verwikkeld.
Acht. Wie heeft dat allemaal nodig? Ik denk, dat er niks gebeurde. Jij
denkt dat er niks gebeurde. En er gebeurde niks. En dan herhaal je het weer

van voor af aan.

Bomen. Wolken. Het oog van de verte. Weer vanaf het begin.
Acht. Hoe voelt het om in potentie aanwezig te zjn? Ben je ruimte?
Dinsdag zit aan tafel. Tante heeft de telefoon. Versieringen
zijn niet afdoende. Tegenstellingen. Blauwe, blauwe bossen.
Zeven, zes. Niet de moeite waard om uit te leggen. Wie is er?
De hemel kijkt op ons neer, daarom zijn we in paren. De beesten in de stad
zijn onzichtbaar. We wonen in huizen. De verschrikkelijke precisie
van ingerichte tuinen. Alles met een reden. Er zijn tegenstellingen.
Vijf, slechts vijf. De deur staat open. De trein is ontspoord.
Geschiedenis zinkt in. Iemand vroeg iets. De grootte van de hemel
past in een theepot. Waterspiegel. Alleen.
Vier, drie. Het begon te regenen. Dennenbomen. Lala. Lala.
Het begon met een verhaal. Bel me. Het regent. Dennenbomen.
Ons verhaal heeft er niks mee te maken. De dood is hier.
Aan het einde blijft hetzelfde over. Je maakt geen kans. Dennenbomen.
Lala. Lala. Lala. Je staat aan het begin en herhaalt jezelf.
Twee. Toe nou. Buiten jezelf. Alleen de wereld. Jij.
Hij trekt een vergeten gedachte opnieuw aan. Genade. Wereld.
De straat zingt. En dan weer ramen. En dan weer vanaf het begin.
Blauwe, blauwe bossen. Ik zei toch, dat jij ergens in verwikkeld bent.
Verloren blikken van alledag. Alpen uit de lucht.
We zijn weer dichtbij. Altijd dichtbij. De zon is dichtbij.
Eén. Ik heb m’n hart verpand. Dank je, ’t gaat goed hoor.



Gašper Malej


Gašper Malej (1975) woont in Sloveens Istrië en werkt als dramaturg en vertaler van Italiaanse literatuur. Tevens doet hij promotieonderzoek naar de antropologie van het vertalen.

***


Er zijn ook ruimtes,
waar verhalen anders aflopen,
waar je me kan laten wonen
je mag me dáár huisvesten
dat zou je uitstekend kunnen doen,
ook zal ik voor altijd blijven bewonderen
het trillen van je handen
die midden in een gesprek
het waarom ontvluchtten
en het stukje gebak, dat daar lag-
Ze gingen wonen in de onvolkomenheid,
die slechts door nachtelijke onrust te dragen is.
Met angst en beven rolt het uit mijn pen
dat je me kon wegvoeren naar ruimtes van onverbiddelijke straling –
die je zelf nooit bewoont.

***


De zee verzwelgt
met de kracht van alle elementen tegelijk. Verdediging
Van losgelaten passie, een onbekend iemand, die je vergeet
in de spiegel of achter het gordijn. Alle aandacht
is gericht op de golven. Misschien ontoegankelijk onder de waterspiegel.
Je wordt verscheurd door korte onuitsprekelijke trillingen.
En misschien ben jij er nog, op het zand.
In de tijdelijke kastelen, door vreemde hand gebouwd.
Er is de dood die met de zee wordt meegevoerd
En jij hoort erbij net als alles dat aanspoelt op het strand.

malej

Gašper Malej

***


Ergens zijn de sterren.
En de stappen,
Die door de leegte de weg wijzen.
Onder de voeten
diept het meer zich uit.
En wie zal de sluiers
van de wolken uiteenblazen,
die ware afbeeldingen herbergen,
van jou of –
Ik giet mijzelf over
in gebroken potten,
in verlaten kisten,
in vergetelheid van namen
verzegeld
met tederheid,
een stenen spoor op het gelaat
en vergetelheid, eenzaamheid,
aanraking.

***


Onuitgesproken en uitgewassen.
Het lijkt op de regels van het verleden,
het lijkt op gezichten die je ontmoet
in de bevrorenheid van alledag –
waarin je probeert in te snijden.
Tussen de woorden, die je af zult meten
voorzichtig, fragiel, schoon.
Ik voorspel met precisie een SMS
over twee dagen en elf minuten.
Een manier om het verhaal te condenseren, die ruimtes
zal overstromen.
Een klein gebaar met de kracht van een aardbeving.
Juist wat onverwachts is, onuitgesproken, nauwelijks hoorbaar,
als een spreuk, die je hart insnijdt.

Vertaling Draga Rinkema




   <

TSL 59

   >