Jenny Stelleman en Natka Pupovac



Het confronterende theater van Biljana Srbljanović



Biljana Srbljanović is een van de belangrijkste hedendaagse toneelschrijfsters in Servië en geniet ook daarbuiten zeer veel erkenning. Zij schrijft succesvolle toneelstukken die overal ter wereld worden opgevoerd en bijna allemaal in diverse talen vertaald zijn. Haar succes kan verklaard worden uit haar kritische en provocerende visie op actuele gebeurtenissen, die weliswaar de problematiek van Servië weergeven maar deze ook overstijgen. Voor haar toneelwerk heeft ze inmiddels al vele prestieuze prijzen gekregen, in zowel binnen- als buitenland. Ook schrijft zij artikelen voor The New York Times, Der Spiegel, Le Monde, La Repubblica en The Guardian.

biljana

Biljana Srbljanović (foto M. Sovilj)

In eigen land is zij een controversiële figuur, want zij is niet alleen schrijfster, maar speelt ook in de politieke arena van Servië een belangrijke rol. Zij is lid van de LDP, de liberale democratische partij en stelde zich in 2008 kandidaat voor het burgemeesterschap van de stad Belgrado.Voor haar is politiek een persoonlijke zaak, waarin ze wil staan voor integriteit en het geweten in een verwarrende en conflictueuze maatschappij. Haar sterk activistische betrokkenheid begon toen Milošević aan de macht kwam. Hoewel ze toen door het Hamburgse Schauspielhaus was uitgenodigd om haar stukken te produceren, weigerde ze weg te gaan. Tijdens de Kosovo-crisis en de NAVO-bombardementen maakte ze dagboekaantekeningen, die gepubliceerd werden in de Duitse, Engelse en Italiaanse pers en in het Nederlandse dagblad Trouw.

Tot de dag van vandaag is ze politiek geëngageerd gebleven en stelt ze voortdurend onrechtmatigheden aan de kaak. Ze maakt veel gebruik van nieuwe media, ze twittert, en houdt sinds 2006 een blog (zie B92” Pescanik) bij, waarop iedereen mag reageren en ook een persoonlijk antwoord krijgt. Ze geeft veel interviews op radio en televisie, en heeft zelfs een eigen tv-programma, Otvorena vrata (Open deuren) gehad. Ze lijkt de stem te zijn van al diegenen die niet meer de moed hebben om te protesteren.

In een interview zegt Srbljanović dat zij gelooft dat de angst voor het naakte bestaan nu vervangen moet worden door de angst voor moreel verval, zeker nu mensen niet meer in staat zijn op te staan en zich uit te spreken. Haar toneelstukken zijn politiek beladen, want ze schuwt geen enkel middel om haar boodschap, die zich tegen het nationalisme richt, duidelijk te maken. Hoewel zijzelf fel reageert op haar blog en haar taalgebruik heftig is, waarbij zij publieke figuren ook persoonlijk aanvalt, zijn de artikelen die over haar verschijnen nog heftiger. Er bestaat een waarlijke haatmail, waarin bedreigingen en beschuldigingen tegen haar worden geuit. Kortom, zij is een vrouw die zich niet de mond laat snoeren, hoewel ze de laatste tijd wel wat voorzichtiger geworden is met al te persoonlijke aanvallen in de pers.

Zij is getrouwd met de Franse ambassadeur Gabriel Keller, en verblijft vaak in Frankrijk en Italië. Op dit moment is ze ook veel in Baku, waar haar man nu gestationeerd is. Toch houdt ze ook de situatie in Servië bij, reageert overal op en blijft bovenal de stad Belgrado trouw. Voor haar interviews kiest ze de onafhankelijke pers. In nationale kranten verschijnen haar artikelen nooit, omdat haar uitspraken hierin zeker gecensureerd zullen worden. Op dit moment legt ze zich vooral toe op haar toneelwerk.

Srbljanović is in 1970 in Zweden geboren. Met haar ouders keerde ze terug naar Joegoslavië, waar ze in Belgrado aan de Faculteit der Dramatische Kunsten theaterwetenschappen studeerde. Ze doceert hier nog steeds en is ook werkzaam aan de hogeschool Paolo Grassi in Milaan.

Zij debuteerde met Beogradska Trilogija (De Belgrado Trilogie), een eindwerkstuk voor haar studie. Het werd voor het eerst opgevoerd in Belgrado, in het Joegoslavische Drama Theater (Jugoslovensko Dramsko Pozorište) in 1997. Dit bleef haar vaste theater en ook nu nog vinden de premières van al haar stukken hier plaats. Het stuk had niet alleen hier groot succes, maar ook in het buitenland, bijvoorbeeld in Amsterdam. Hetzelfde geldt voor haar tweede stuk, Porodične priče (Familiegeschiedenissen, 1998). Daarvoor kreeg ze het jaar daarop de prijs (Sterija) voor het beste nieuwe toneelstuk op het theaterfestival in Novi Sad. Behalve voor Pad (De val) in 2002, heeft ze deze prijs nog enkele keren gewonnen: voor Supermarket (De Supermarkt) uit 2001, Amerika, drugi deo (Amerika, deel 2) uit 2003, en voor Skakavci (Sprinkhanen) uit 2005. Voor dit laatste werk ontving zij ook de Ernst Toller-prijs, een prestigieuze Duitse theaterprijs. Ook Barbelo, o psima i deci (Barbelo, over honden en kinderen) uit 2007 is bekroond. In 2006 werd zij door het Duitse theatertijdschrift Theater Heute uitgeroepen tot de beste toneelschrijver van het jaar.

Haar debuut, De Belgrado Trilogie, gaat over de Joegoslavische emigratie van voor de oorlog, waarin velen de mobilisatie, het opkomend nationalisme en de chaotische toestand wilden ontvluchten. De handeling speelt zich af in drie steden waarheen veel Joegoslaven zijn geëmigreerd: Praag, Sydney en Los Angeles. De personages, allemaal leeftijdgenoten van Srbljanović, zijn afkomstig uit verschillende milieus. Twee broers die naar Tsjechoslowakije zijn gevlucht, omdat een van hen deserteerde tijdens de mobilisatie; twee echtparen, academici, die bewust hebben gekozen voor emigratie omdat ze het niet meer in eigen land uithielden, maar ook om het materieel beter te krijgen, hoewel ze dat zelf ontkennen. Nu hebben ze allemaal meerdere kleine slechtbetaalde baantjes waarmee ze net hun hoofd boven water kunnen houden. Het derde deel speelt in Los Angeles en hier volgen we een pianiste die een lot heeft overgenomen van een vriendin, waardoor ze een green-card in Amerika kan krijgen.

Alle scènes spelen zich af tijdens oudejaarsavond. Hoewel alle personages proberen er iets gezelligs van te maken, wordt de avond het toneel van desillusie, ontmaskering en treurnis, in het laatste deel zelfs van moord. Allerlei problemen die emigranten ondervinden komen hier naar voren. Een daarvan is de taalbarrière: de twee broers die in Praag wonen, kennen slechts een paar woorden Tsjechisch en zijn duidelijk geïsoleerd. Hun verlangen om terug te keren is zo groot dat zij zich nauwelijks, of alleen voor de vorm, willen aanpassen. De personages in de Engelstalige locaties hebben het wat dat betreft iets makkelijker. Allen kijken terug op het jaar dat ze zijn vertrokken, bespreken de roddels uit het thuisland en gunnen elkaar niet echt een beter leven dan zijzelf hebben. De stand van zaken in Belgrado is een voortdurend gespreksonderwerp, waarbij de achterliggende vraag steeds duidelijker wordt: wie heeft het nu beter, de achterblijvers of de emigranten? De korte laatste scene geeft daar non-verbaal een antwoord op. Nu is Belgrado de locatie en zit de gemeenschappelijk kennis van alle personages in haar eentje in haar keuken te huilen. Kortom, niemand is beter af.

De Belgrado Trilogie is een harde, ongeromantiseerde weergave van het emigrantenleven. Het laat de problemen zien waarmee elke emigrant te maken heeft, maar toont ook de valkuilen van de emigranten zelf. Want veel emotionele problemen zijn het gevolg van de ontoereikendheid van hun zelfbeeld, de schijnrealiteit die zij in hun nieuwe leven creëren, en het valse, opgepoetste beeld van de wereld die zij hebben achtergelaten. Srbljanović houdt zich dus niet bezig met de onvolkomenheden van het gastland, maar met die van de emigranten zelf. De Belgrado Trilogie is tegelijkertijd een zwaar maar ook een zeer ontroerend stuk, waarin het tragische en het absurdistische door elkaar lopen. Het thema van de emigratie komt terug in De Supermarkt. Hierin speelt een oudere emigrant die in Duitsland woont, een schooldirecteur, de rol van een voormalige dissident. Tien jaar lang is hij bezig om voor zichzelf een interessant dossier te creëren, om daarmee zijn kleine leventje mooier te maken dan het is. Het dissendentschap blijkt een uitstekend marketingproduct dat in het buitenland goed verkoopt, vandaar de titel. De Supermarkt had zijn première op het festival in Wenen in 2001 in de regie van Thomas Ostermaier. Zelf zegt Srbljanović dat dit stuk een melodrama en een soort soap-opera is, waarin kritisch wordt aangekeken tegen West-Europa en het neoliberalisme.

De andere stukken van Srbljanović gaan niet over de emigratie, maar over mythes en nationalisme en over gezins- en familieproblemen, die steeds opnieuw gerelateerd zijn aan actuele maatschappelijke problemen. Familiegeschiedenissen is misschien wel het heftigste stuk. Toen het in 1998 geschreven werd, regeerde Slobodan Milošević over het resterende Joegoslavië, dat toen alleen nog uit Servië en Montenegro bestond. Verzet tegen Milošević kwam vooral uit Kosovo en van de studenten uit Belgrado, die Srbljanović van harte steunde. In dit stuk staat een klein gezin, bestaande uit vader, moeder, zoon en dochter, centraal. Verwarrend is de regieaanwijzing dat kinderen volwassenen spelen, en volwassen acteurs de kinderrollen vertolken. Verwarrend is ook dat de zoon soms een dochter kan zijn en de dochter de rol van hond toebedeeld wordt. De vader en de zoon zijn het meest gewelddadig. De vader identificeert zich met Milošević, de vrouwen zijn in alle gevallen onderdanig.

Alle scènes, elf in totaal, spelen zich af in verschillende situaties, maar wel met dezelfde configuratie, soms varieert de leeftijd van de kinderen. Er is veel woede en geweld, waarbij de zoon de ouders steeds opnieuw doodt, door wurging, door verstikking, door geen medicijnen te halen, door te emigreren, et cetera. In de laatste scene blaast de dociele dochter uiteindelijk geheel onverwacht het gezin in zijn totaliteit op, door een granaat van de vader aan te steken. De boodschap en ook de waarschuwing is evident: het gewelddadige regime van Milošević is een werkelijkheid waarmee kinderen (en dus ook volwassenen) geïnfecteerd worden en vormt tevens de enige basis van waaruit zij hun spelletjes bedenken en spelen. Geweld is de constante factor in deze gruwelijke variant van het ‘vader en moedertje’ spelen, waarbij in elke nieuwe gezinssituatie de liefde ontbreekt en niemand zijn leven zeker is. De vorm, waarin volwassenen kinderen spelen die op hun beurt volwassenen spelen, is bijzonder goed gekozen. Juist hierdoor komt de waarschuwing tegen het regime des te sterker aan.

In Barbelo, over honden en kinderen en in De val gaat het meer om mythes die in een natie worden geboren en zich ontwikkelen. De val is volgens Srbljanović gebaseerd op de uitspraak van Umberto Eco, dat fascisme opstaat op het moment dat mensen hun aandacht laten verslappen. Srbljanović plaatst de ideologie van fascisme in Servië, om te benadrukken dat de geschiedenis zich helaas in haar land herhaalt. Maar in Oostenrijk, waar de première was, herkende men in het stuk meteen de ideologie van Jörg Haider. Het nationalisme predikt een terugkeer naar nationale waarden en gaat prat op een heroïsch verleden dat, zoals Srbljanović laat zien, eigenlijk niet zo veel voorstelt.

De val schetst van het wel en wee van een natie. De hoofdpersoon, Nadmajka, is de oermoeder van de natie, die van scène tot scène rekwisieten baart, symbolen die nodig zijn om een natie te stichten. Haar belangrijkste doel is de homogeniteit van de bevolking te creëren en het behoud van de grenzen te waarborgen. Ze baart eerst een huis en daarmee creëert ze een basis, dan een tv als de belangrijkste steunpilaar van onderwijs van een nieuwe natie. Daarna baart ze een kazerne en kerken die het karakter van de mensen zullen vormen, en uiteindelijk baart ze het prikkeldraad waarmee ze de grenzen van haar land afbakent. Aan de toeschouwer wordt op een zeer directe manier de geboorte gepresenteerd van een staat die vergiftigd wordt door een ideologie. De schrijfster spot met alle nationale mythes die tijdens oorlogen en het ontwaken van nationaal bewustzijn altijd weer van stal worden gehaald en tevens met het Servisch erfgoed, met de overtuigingen en de bijgelovige praktijken. Ook geeft ze scherpe kritiek op het valse morele bewustzijn van intellectuelen, priesters en generals, die door slechts twee personages belichaamd worden die naar behoefte van kleding en rekwisieten (en mening) veranderen.

Amerika, deel 2 is geschreven naar aanleiding van 11 september. Srbljanović had in 2003 een stipendium gekregen in Amerika. Meteen zette ze de actuele situatie ook hier om in een toneelstuk. Daarin voorziet ze een nieuwe, maar nu een globalistische oorlog, die geen begin of einde zal kennen. Zijzelf zegt over dit stuk dat in een oorlog de waarheid altijd het eerste slachtoffer is, en het tweede slachtoffer de solidariteit tussen mensen. Hiertegenover plaatst ze de American dream, die een heel andere boodschap uitdraagt, namelijk die van vrijheid.

Barbelo, over honden en kinderen (2007) speelt zich af in de overgangsfase van Servië, tien jaar na de oorlog. ‘Barbelo’ is een term die in de geschiedenis van het christendom voor de eerste emanatie van God staat, een oerbeginsel, een metafysische oerruimte waarvan alles komt en waarheen alles weer teruggaat. Dit stuk is het meest absurdistisch en Beckett-achtig. Het speelt zich af in een ruimte, eigenlijk een grote grot, waar een God is, maar waar ook gedesoriënteerde personages zijn die voortdurend wachten, waar levenden zijn die zwijgen en doden die praten, waar honden kinderen zijn en kinderen monsters. Dit laatste verschijnsel kennen we ook uit Familiegeschiedenissen. De dochter Nadezjda die daarin als hond figureerde, komt overigens ook hier en in meerdere toneelstukken van Srbljanović voor.

Gorčin Stojanović, die De val regisseerde, formuleert de strekking en de impact van Srbljanović’ werk als volgt: ‘Biljana’s werk is belangrijk, omdat zij vraagt naar de redenen en de wortels van ons ongeluk, naar onze verantwoordelijkheid en onze schuld, hierbij draait ze haar ontleedmes zonder mededogen nog eens flink in onze wonden. Zij is een toneelschrijfster die in deze donkere tijden het gesprek aangaat met het publiek.’

Haar laatste stuk, uit 2011, is Nije smrt biciklo (da ti ga ukradu) (De dood is geen fiets, [die van je gestolen kan worden]), dat deze zomer in première is gegaan.


Fragmenten uit het interview van Borka G. Trebjesjani met Biljana Srbljanović in Politika, 11 juni 2011. Aanleiding was de première van Nije smrt biciklo (da ti ga ukradu) (De dood is geen fiets [die van jou gestolen kan worden]):

Het toneelstuk De dood is geen fiets (die van jou gestolen kan worden) hebt u aan uw vader opgedragen, aan de generatie van ‘Walter uit Sarajevo’,1 aan diegenen die nog altijd gevangen zitten in hun gezinsconflicten, obsessies, grote liefdes en hun woede. Welke vraag stelt u deze keer aan de orde?

Een en dezelfde, echt altijd een en dezelfde: ik spreek over mensen om mij heen, over mensen die ik ken en niet ken, mensen die soms niet eens bestaan, mensen in de marge van de grote gebeurtenissen, mensen die noch helden noch schurken zijn, over gewone ‘menselijke mensen’, diegenen die weinig sporen nalaten en juist dat ‘weinige’ is voor mij het allerbelangrijkste. Ik schrijf over familierelaties, maar nooit over één of een concrete familie, ik verzamel draadjes en kruimels uit het leven van andere mensen en combineer die dan met elkaar. Ik schep een eigen wereld, die lijkt op onze wereld, waarin wij leven, maar die in wezen nergens bestaat.

De sleutelwoorden van het drama De dood is geen fiets (die van jou gestolen kan worden) zijn: de dood, zoals de dood van de vader, de dochter (zonder vader), gemiste kansen, onvervulde liefdes. Treurigheid, of melancholie…?

Ik denk het niet, melancholie en treurigheid zijn volkomen vreemd aan mijn visite op de wereld, waarover ik graag wil schrijven. Ik begrijp melancholische mensen helemaal niet, noch diegenen die naar het verleden kijken, naar ‘betere’ tijden, die gewoonlijk net zo slecht zijn als deze tijd, waarin ze nu leven en waaraan ze willen ontsnappen. Ik loop nergens voor weg, ik houd niet van snotterige sentimenten, ik spreek helder en direct en schrijf drama omdat dit genre het conflict op de spits drijft.

De dood is, in tegenstelling tot vele andere zaken in het leven, precies, scherp en eindig, en daarom wil ik deze op toneel zetten.

Is het bijna traditie geworden dat u al uw toneelstukken in het Joegoslavische Drama Theater in première laat gaan?

Het Joegoslavische Drama Theater heb ik altijd als het belangrijkste theater van ons land beschouwd, zelfs als een van de belangrijkste in dit deel vanEuropa. Het heeft zijn eigen artistieke visie, waarbij ik me met mijn manier van schrijven en mijn persoonlijke overtuigingen aansluit.

Al tien jaar lang schrijf ik stukken in opdracht van andere theaters, met als voorwaarde dat mijn stukken een voorpremière hebben in mijn ‘thuisbasis’. Zo was het deze keer ook. Het stuk is geschreven in opdracht van het Schauspielhaus in Bochum onder regie van artistiek directeur Anselm Weber, met wie ik al meerdere malen goed gewerkt heb. Toch ben ik het meest benieuwd naar de première in het Joegoslavische Drama Theater. Slobodan Unkovski is een groot regisseur, ook op Europees niveau, hij maakt deel uit van deze zeer belangrijke traditie.

Jarenlang schreef u politiek geëngageerde teksten, tegenwoordig bent u stiller geworden, drukt u zich zorgvuldiger uit… U zei dat uw behoefte om de wereld te veranderen voorbij is. Waarom?

Ik druk mij voorzichtiger uit, want ik zoek naar woorden, naar originele woorden en betekenissen. Daarmee is nog niet gezegd dat ik stil ben. Ik schrijf nog steeds op dezelfde manier politiek geëngageerde teksten, vanaf mijn eerste werk De Belgrado Trilogie dat in 1996 over de nieuwe emigratiegolf ging, over mensen die werden uitgewezen naar aanleiding van de mobilisatie, over het vulgaire nationalisme, over armoede en over het totaal ontbreken van ieder menselijk perspectief, tot en met mijn laatste stuk ben ik niet van mijn thema’s afgeweken en heeft het land zich nog steeds niet van zijn duistere kanten bevrijd.

Bij het schrijven van een stuk heb ik altijd dezelfde werkwijze: mij interesseert het individuele menselijke lot, waarin het tragische beeld van de wereld zich weerkaatst. Onze wereld, ons leven, onze relaties binnen het gezin, huwelijk en vriendschap zijn altijd min of meer politiek gekleurd. Het gaat mij daarbij niet om de normale orde van de dag, ik schrijf over mensen die gebukt gaan onder de beladenheid van de eigen tijd. In mijn stukken, die ik inderdaad steeds minder publiceer, schrijf ik in wezen over precies hetzelfde, maar steeds op een andere manier. Deelname aan het openbare debat over belangrijke thema’s van deze maatschappij, die al jarenlang in een afschuwelijke crisis verkeert, zie ik als mijn behoefte en mijn plicht. Maar wat mij ontmoedigt is het verschrikkelijke relativeren en de vereenvoudiging van elke dialoog. Wanneer je, bijvoorbeeld, een debat over genocide op de televisie volgt tussen voor- en tegenstanders, dan wordt de indruk gewekt dat dit de twee legitieme standpunten van het debat zijn. Wie wil nu deelnemen aan een dergelijk debat?

Er zijn zaken waarover ik niet wil debatteren, er zijn mensen met wie ik geen discussie wil aangaan. De media interesseren zich steeds meer voor spektakel, geschreeuw en woede, voor het gevecht in de arena en steeds minder voor datgene waarom het eigenlijk gaat. Daarom vind ik het steeds moeilijker hieraan mee te doen.

U zegt dat u niet van schrijven houdt. Toch hebt u een heel oeuvre op uw naam staan. U leest niet wat u geschreven hebt, gaat niet naar de premières, u houdt er niet van om naar uw eigen stukken te kijken.

Schrijven is vreselijk uitputtend, iedere nieuwe tekst schrijf ik alsof hij de eerste is, bijna als een dilletant, zonder voorbehoud en zonder reserves. Dat doet pijn en vermoeit me, en wanneer ik eenmaal voorbij dit zware proces ben, gaat de confrontatie met mijn publiek, zelfs met de eerste lezers, me moeilijk af. In het theater is alles veel kwetsbaarder dan in andere vormen van literatuur. Een roman lees je bijvoorbeeld in je eentje en in verschillende omstandigheden en met steeds andere graden van concentratie: in de trein, op het strand, achter een bureau, in bed, of op de wc. De romanschrijver ziet de eigen lezer nooit tijdens het leesproces. In het theater is dat heel anders, er is een perverse relatie tussen auteur en publiek. Wanneer je in de zaal bent en luistert hoe mensen ademhalen en hoe weinig interesse ze eigenlijk hebben voor datgene wat voor jou het allerbelangrijkste is, dan kan ik dat niet makkelijk verdragen. Bovendien komt een première van een stuk soms heel laat, soms jaren nadat een stuk geschreven is, het is dan gewoon zwaar om naar dezelfde mentale en emotionele toestand terug te keren en opnieuw mee te maken wat je toen mooi bedekt en begraven hebt, en waarvan je jezelf overtuigd hebt dat het jou geen pijn meer kan doen.

Wie zijn volgens u in deze fragiele overgangsperiode de hoeders van de maatschappelijke moraal en de rechtvaardigheid?


De hoeders van de moraal en de rechtvaardigheid zijn religieuze categorieën die mij niet erg interesseren. Wat mij interesseert is het juridische systeem, een staat die gereguleerd is, wetten, normen en waarden, mensenrechten en vrijheid. In de moderne wereld zijn moraal en rechtvaardigheidsgevoel net zulke intieme kwesties geworden als iemands seksuele voorkeur of ziekte. Iemands geloofsovertuiging of moraal interesseert me net zo weinig als de toestand van zijn nieren: deze openbare psychoanalyse vind ik vulgair. Wat ik doorslaggevend vind, is het uitvoeren en respecteren van de wet, een onafhankelijk rechtssysteem, waardoor je aan kinderen kunt uitleggen dat wie steelt naar de gevangenis gaat, en geen voorzitter van een partij kan worden, dat een moordenaar de gevangenis in gaat en geen minister-president kan worden, dat iemand die een criminele organisatie opricht naar de gevangenis gaat en geen hoofd kan worden van de geheime dienst.




1 Walter was een verzetsheld in Sarajevo tijdens de Tweede Wereldoorlog.



   <

TSL 60

   >