Magda van Duijkeren



Drie Tsjechische vrouwenromans



marketa

Markéta Pilátová

Uit gegevens van de boekhandels in Tsjechië blijkt dat de meerderheid van de kopers van boeken uit vrouwen bestaat: de cijfers schommelen tussen de zestig en tachtig procent1. Daarom is het niet verbazingwekkend dat ook een groot deel van de literaire productie die in de winkels ligt tegenwoordig uit handen of beter gezegd uit het hoofd van een vrouw komt. Natuurlijk zijn daar doktersromans bij en alles wat daarop lijkt, waaronder de boeken van een van de best verkochte auteurs: Simona Monyová. Niet zo lang geleden werd deze schrijfster van damesromans echter door haar man vermoord. Maar er zijn ook vrouwelijke auteurs bij die wel kans maken dat ze in de Tsjechische literaire canon opgenomen zullen worden, zoals de ook in Nederland bekende Petra Hůlová (Mijn grootmoeder, Prometheus 2004), en die hopelijk niet gezien zullen worden als schrijfsters van alleen voor vrouwen bestemde literatuur.

Een van hen zou Markéta Pilátová (1973) kunnen zijn, een journaliste die met een roman debuteerde die onlangs in de Nederlandse vertaling van Edgar de Bruin is verschenen onder de titel Mijn ogen brengen je naar huis (De Geus 2011; Tsjechische titel: Žluté oči vedou domů). De handeling in deze roman speelt zich gedeeltelijk buiten Tsjechië af. Verschillende lotgevallen van de meestal vrouwelijke hoofdpersonages hebben een gemeenschappelijk raakpunt: Praag. Pilátová vertelt het verhaal in de diverse hoofdstukken telkens vanuit het perspectief van een van de personages. Het begint allemaal in São Paulo, in Brazilië, waar Marta leeft. Zij is de dochter van Tsjechische emigranten die na de communistische machtsovername in 1948 naar Brazilië zijn uitgeweken. Ze besluit echter naar Praag te gaan om zo onder de invloed van haar dominante moeder uit te komen. Ze keert terug naar het land waar haar moeder een haat-liefderelatie mee heeft, wat ook geldt voor vele andere emigranten met wie haar moeder omgaat.

In Praag komt Marta Lena tegen, een andere Braziliaanse met een Tsjechische achtergrond. Ze is er als kleinkind van Tsjechische grootouders, die al voor de Tweede Wereldoorlog zijn gevlucht, op zoek naar haar wortels. Deze twee jonge vrouwen raken in Praag betrokken bij therapeutische gesprekken met een oude Joodse vrouw die aan ‘ongeneeslijke melancholie’ lijdt: haar jeugdliefde heeft in het verre Brazilië niet zo lang ervoor zelfmoord gepleegd. Kort voor de oorlog had ze geweigerd met hem het land te verlaten. Door onder te duiken overleefde ze de oorlog en later onderhield ze schriftelijk contact met haar vroegere vriendje, waarbij ze min of meer onbewust als informante dienstdeed omdat hij ondertussen een spion van de Amerikaanse geheime dienst was geworden. De Braziliaanse weduwe van deze man arriveert in Praag omdat ze de in het Tsjechisch geschreven afscheidsbrief aan de Tsjechische vriendin wil overhandigen.

Het aldus ontstane groepje van vier vrouwen besluit de geheimen van de man te ontrafelen. Uiteindelijk vinden de vrouwen hun eigen bestemming en nieuwe liefdes: de weduwe blijft in Praag, de Tsjechische vriendin vertrekt naar Brazilië en ook de meisjes Marta en Lena zijn klaar om definitieve stappen in hun levens te zetten.

Zowel deze synopsis als de flaptekst op het omslag van de Nederlandse vertaling (‘We moeten op een of andere manier op elkaar lijken, want hij heeft ons beiden liefgehad’) zouden de indruk kunnen wekken dat het hier om een simpele damesroman gaat. Maar met die constatering komt het hoofdthema in de verdrukking: heimwee. Het zoeken naar de plek waar men zich echt thuis voelt. Alle personages zijn nieuwsgierig naar de leefwereld van de anderen om erachter te komen of die ook hun eigen wereld zou kunnen zijn. Ook de spion was er in feite meer op uit om in contact te blijven met het land en de taal van zijn jeugd dan om daadwerkelijk spionagewerk te doen.

Door de levensverhalen van de personages krijgt het boek er een historische dimensie bij. Alle belangrijke momenten van de tweede helft van de twintigste eeuw passeren onopvallend de revue: de vooravond van de Tweede Wereldoorlog, het verzet, een concentratiekamp, de communistische machtsovername, de dictatuur van de jaren vijftig, het leven in de jaren tachtig en natuurlijk dat in het hedendaagse Praag. Praag is in vergelijking met São Paulo een oase van rust en veiligheid. Maar Brazilië is een land waar je echt leeft – niet alleen hier en nu, maar ook met de zielen van je voorouders en geliefden. Zo eindigt het boek met een seance van spiritisten waar de persoon achter ‘de ogen die je naar huis leiden’ uit de titel verschijnt die ons de boodschap meegeeft dat ‘thuis dichtbij is of ver weg, je moet er alleen niet van wegvluchten’.

Pilátová’s roman is vlot geschreven en werd in Tsjechië goed ontvangen. In Nederland zal het zeker aantrekkelijk lectuur zijn voor iedereen die geïnteresseerd is in het dilemma van een dubbel thuisgevoel.

Een van de vrouwen over wie we zeker ook meer zullen horen is Kateřina Tučková (1980), die nu al een aantal literaire en wetenschappelijke publicaties op haar naam heeft staan. Met haar boek Vyhnání Gerty Schnirch (2009; De verdrijving van G.S.) werd ze voor verschillende literaire prijzen genomineerd en ontving ze de Lezersprijs van Magnesia litera 2010 (in aanzien te vergelijken met de AKO-prijs, maar dan met veel minder prijzengeld). Op de vierhonderd bladzijden van haar roman wordt het verhaal verteld van een bewoonster van Brno – de stad waar vóór de Tweede Wereldoorlog zestigduizend burgers woonden met Duits als moedertaal. Na de oorlog zijn daar maar dertigduizend van overgebleven – voornamelijk vrouwen en ouden van dagen. De mannen zijn of in de oorlog gesneuveld of al voor de bevrijding gevlucht. Gerta Schnirch komt uit een tweetalig gezin, met een Tsjechische moeder die aan het begin van de bezetting overlijdt. Na de oorlog staat ze er alleen voor, twintig jaar oud en moeder van een kind, dat verwekt is door haar vader, die niet alleen een naziaanhanger was maar ook nog alcoholist. Na de bevrijding wordt Gerta gedwongen Brno te verlaten, net als twintigduizend andere Duitsers die op dat moment niet inzetbaar zijn voor het puinruimen in de stad, en die op het platteland moeten werken.

Bij de beschrijving van de rampzalige mars van deze groep mensen richting Zuid- Moravisch platteland, maakt Tučková gebruik van historische gegevens. Het aantal mensen dat deze mars niet heeft overleefd loopt in de honderden, maar het exacte getal is niet te achterhalen. De toespraak die de uit ballingschap teruggekeerde president Beneš in die dagen in Brno hield en waarin hij zei dat ‘het Duitse probleem moet worden geliquideerd’, wordt door Gerta als een van de oorzaken gezien waardoor de Tsjechen vlak na de bevrijding zo onbeheerst met de Duitse minderheid zijn omgegaan. Met de bevrijding heeft Gerta haar thuis, waar ze vroeger als tweetalige twee identiteiten kon hebben, niet teruggekregen. Brno waarnaar ze na een paar jaar mag terugkeren, is een puur Tsjechische stad geworden. Zij wordt als Duitse bestempeld met als gevolg dat ze een tweederangs burger wordt – zonder een kans op een fatsoenlijke baan of woning.

Tučková beschrijft als achtergrond van Gerta’s leven ook de ontwikkelingen van de Tsjechische maatschappij tot de jaren negentig. Gerta wordt door het verlies van haar latere minnaar indirect getroffen door de communistische zuiveringen in de jaren vijftig. De politieke dooi van de jaren zestig biedt de mogelijkheid sommige van haar in het Westen wonende vriendinnen te zien en de Fluwelen Revolutie brengt de kans op verzoening. De kleindochter van Gerta zet zich vervolgens in om een officieel excuus van de gemeente aan het adres van de slachtoffers te organiseren.

Tučková heeft met dit boek een boeiende roman afgeleverd over een thema dat in Tsjechië nog steeds niet gemakkelijk bespreekbaar is: de collectieve wraak van de Tsjechen op Duitstaligen vlak na de Tweede Wereldoorlog. Van de laatste schrijfster die ik wil bespreken, zullen we helaas in de toekomst niets meer kunnen lezen. Hana Andronikova, geboren in 1967, is op vierenveertigjarige leeftijd in december 2011 overleden. Zij heeft drie boeken op haar naam staan, waarvan er twee in de prijzen vielen. Haar eerste, Zvuk slunečních hodin (De klank van de zonnewijzer), kreeg in het jaar 2002 de Magnesia litera prijs voor het beste debuut. Haar laatste, Nebe nemá dno (De hemel heeft geen bodem) uit 2010, kwam op de shortlist van de nominaties voor de literatuurprijs Magnesia litera 2011 te staan, waar het uiteindelijk ‘alleen maar’ de Lezersprijs heeft ontvangen. Andronikova heeft ook een aantal scenario’s van theaterproducties geschreven.

Haar eerste werk is een meeslepende roman over het tragische leven van een christelijk opgevoede Joodse vrouw, tegen de achtergrond van de bouw van een Baťa-schoenenfabriek in India, waar haar man voor de oorlog als bouwkundige werkt. Het verhaal wordt verteld door hun zoon. Het centrale thema is de liefde tussen de ouders en hun wederwaardigheden vlak voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het verhaal is goed gecomponeerd en de personages zijn treffend gekarakteriseerd.

In Nebe nemá dno verlaat Andronikova een verhaallijn met een consistente verteller en afgeronde personages. Hier gaat het om een mix van dagboeknotities, dialogen, telefoonen skypegesprekken, chat- en e-mailbrieven, gedichten, losse uitspraken van de verteller of van wel of niet genoemde wijze mannen. Het centrale thema is borstkanker.

hana

Hana Andronikova

Borstkanker lijkt bij uitstek een thema te zijn dat voor literatuur die vooral op een vrouwelijk lezerspubliek gericht is, maar Andronikova behandelt het onderwerp op zo’n manier dat een mannelijke recensent zich liet ontvallen: ‘In de Tsjechische literatuur van de laatste twintig jaar kan geen roman gevonden worden die op zo’n eenvoudige, natuurlijke en niet-pathetische manier de meest intieme gevoelens van een zieke aan de diagnose van de wereld gekoppeld heeft.’2

Het boek is thematisch onderverdeeld in vijf genummerde hoofdstukken: de dood van de vader, een reis naar het oerwoud van Peru waar de hoofdpersoon bij indianen alternatieve genezing van haar borstkanker zoekt, een reis naar de Verenigde Staten waar zij met christelijke en indiaanse mystiek in aanraking komt, haar terugkeer naar Tsjechië en haar reis naar Jeruzalem. Elk hoofdstuk wordt ingeleid met een citaat. Voor het hoofdstuk over de reis naar het oerwoud is dat een opmerking van Einstein die als motto voor het hele boek zou kunnen dienen: ‘Intuïtie is een heilig geschenk en een rationele geest een trouwe dienaar. We hebben een maatschappij gecreëerd die de dienaar vereert en het geschenk is vergeten.’

De aantekeningen zijn op datum geordend, van 14 maart 2008 tot 6 oktober 2009, met een inleidend hoofdstuk over een gebeurtenis uit 2002: het overlijden van de vader van de vertelster. De tekst is versnipperd in korte alinea’s, die soms zelfs maar één zin bevatten. Ook de zinnen zelf zijn meestal kort. Er worden geen hoofdletters gebruikt – noch aan het begin van een zin, noch bij namen. Dat versterkt het idee van een gesproken tekst of een gedachtestroom, waarbij de interpunctie richtinggevend is voor de juiste intonatie en interpretatie. De personages vallen op doordat ze vooral niet-Tsjechische namen dragen. De autobiografisch gekleurde hoofdpersoon heet Ama, is bereisd en onderhoudt contacten met mensen in de hele wereld. Deze worden meestal niet geïntroduceerd, ze nemen deel aan de dialoog, zijn afzender of geadresseerde van een mail of ondernemen een actie waaraan ook de hoofdpersoon deelneemt. Af en toe is het niet erg duidelijk wie er spreekt. Ama zelf is soms een ik-vertelster, maar meestal niet.

17-3 de blauwe maandag



elsa heeft een regenjas gebracht, penlite
batterijen en een stapel pleisters.
het boeit me wel. ik volg je als een spannende film en vind het best
wel leuk.
ama gelooft het wel, zij zou het ook liever op tv willen volgen.
heb je een touw?
waarvoor? om me op te kunnen hangen?
voor alles en nog wat. voor de was, om een paard vast te binden, voor de krokodillenjacht, voor mijn part!
het is goed om een touw te hebben.
oké, dus weer naar hudy-sport,
vandaag al voor de vierde keer. de verkoper grijnst als hij haar de winkel ziet binnenstappen.

wat zal het deze keer zijn?
een touw.
hoe dik?
hij verlaagt betekenisvol zijn

stem. en hoe lang moet het zijn?

’s nachts bindt ze de draadjes aan elkaar, de wereld ligt over de tafel uitgespreid, zij verbindt de werelddelen. praag, toronto, tasmanië, new york, argentinië. e-mail, één voor alle, over het feit dat haar leven op z’n kop is komen te staan en over haar vastberadenheid het terug te veroveren.

lieve mensen, dit is geen fabeltje. in januari kreeg ik te horen dat ik kanker heb. ik geloof dat eerst de ziel ziek moet zijn voordat het lichaam ziek wordt, dus ik ga mijn ziel in het regenwoud helen. iets leidt mij ertoe, en als ik me afvraag of deze reis een hart heeft, is mijn antwoord ja. en daarom ga ik.



Het verblijf van Ama in het oerwoud levert haar vele persoonlijke overwinningen op, vele levensverhalen van de mensen die ze er ontmoet, vele mooie teksten en overpeinzingen over het spirituele leven: over het gebruik van plantaardige medicijnen en hallucinerende middelen, de dieren en de natuur, kwantumfysica en de verhouding tussen wetenschap en gevoel, maar uiteindelijk heeft de reis niet gebracht wat ze misschien verwacht had: genezing. Terug in Tsjechië moet ze toch chemotherapie ondergaan.

januari 2009



(...) wanneer ze na vier dagen onversneden
hel weer langzamerhand op
haar benen gaat staan, geniet ze intenser
dan ooit tevoren van elke minuut.
nu, nadat ze haar gezegd hebben dat
het definitief is. verdomme. maar zoals
een bekende zanger zingt, je weet het
nooit, en de kwantumfysica bevestigt
het. je kunt altijd alleen maar spreken
over een grotere of kleinere mate van
waarschijnlijkheid. punt. (...)

20-1
de vierkantsvergelijking van de lach



jeff, ik ben een zichtbare, onoverzienbare pijn van de hele familie geworden, iedereen draait om me heen op een vreemde manier, ze hakkelen een beetje, maar misschien is het kale hoofd van mij er de oorzaak van, ondanks het feit dat het me zo goed staat.

ik heb het gevoel dat ik in de nabijheid van de dood steeds levender ben, don juan had gelijk, de dood is de sterkste compagnon. op het moment dat niets anders zin heeft, de aanraking van de dood geeft je een richting. ik neem innerlijke rust waar, al weken lang, dat is mij nog nooit overkomen. er is ook meer lach bij, ik snap niet waar die vandaan komt, waar wordt de lach geboren? in de cellen, in de plooien, in de bloedplaatjes? stel alsjeblieft een vierkantsvergelijking van de lach voor me op. (…)

Drie maanden later krijgt ze te horen dat de situatie verbeterd is, geen uitzaaiingen meer, ze ondergaat bestralingen en neemt een beslissing naar Israel te gaan. Daar bezoekt ze Jeruzalem, Massada, Ramallah waar ze een bedoeïen ontmoet met wie ze trouwt. Happy end. De laatste e-mail waarin Jeff haar prijst voor de goed uitgevoerde mystificatie doet de lezer twijfelen: waar ligt de grens tussen authenticiteit en fictie?

Helaas laat de recente dood van Hana Andronikova zien dat de kanker in geen geval fictief is geweest.




1 Gegevens uit http://is.muni.cz/th/144450/fss_b/Bakalarska_diplomova_prace.pdf, blz. 19, geciteerd 25-1-2012.
2 Geciteerd op 2-1-2012 van http://life.ihned.cz/c4-10104050-54253430-J00000_d-nebenema-dno.



<   

TSL 61

   >