Lieneke Luit



Voznesenskaja’s Othello; afgunst in de goelag, afschuw onder dissidenten  



sovjet byt in honderd vrouwenverhalen



Tien vrouwen na hun bevalling: tien dagen afgezonderd van de wereld, veroordeeld tot elkaars gezelschap. Dit is niet de opzet van een nieuwe reality show, maar de achtergrond waartegen Julia Voznesenskaja’s Zjenski Dekameron (1985) zich afspeelt. In het diepst van de jaren tachtig zijn tien Sovjetvrouwen door het lot bij elkaar gebracht. De geboorte van hun kind wordt gevolgd door tien dagen die zij in quarantaine doorbrengen in verband met een dreigende infectie. Wat te doen?

julia

Julia Voznesenskaja
>


Zjenski Dekameron werd gepubliceerd in 1985, vijf jaar nadat Voznesenskaja uit de Sovjet-Unie was verbannen in verband met dissidente activiteiten. De schrijfster zette vanaf 1980 haar werk in West-Duitsland voort. In voorgaande jaren was Voznesenskaja door haar verzet tegen het regime gearresteerd en verbannen naar de goelag. Het was deze tijd in de goelag die Voznesenskaja deed beseffen dat er meer aandacht moest komen voor de positie van de vrouw in de Sovjet-Unie. In Zjenski Dekameron doet zij hier een voorzet toe. De centrale rol die vrouwen in dit verhaal spelen is mijn vertrekpunt om te kijken naar de beschrijving van de vrouwenliefde: in eerste instantie in deze roman, later ook in werk van andere dissidente schrijvers. Uiteindelijk zal ik vanaf hier de verbinding naar het heden maken, naar homoseksualiteit in Poetins Rusland. Maar voor ik daarmee begin, zullen we terugkeren naar Voznesenskaja’s vrouwen.


Om de verveling tijdens de tiendaagse quarantaine te verdrijven stelt een van Voznesenskaja’s hoofdpersonen voor om elkaar elke dag een verhaal te vertellen, zoals de hoofd­personen van Boccaccio’s Decamerone dat ruim zes eeuwen geleden deden tijdens hun vlucht uit het door de pest geteisterde Florence. Er volgen honderd verhalen over thema’s als jaloezie, liefde, wraak en geluk. Het nieuwe leven dat deze vrouwen gebaard hebben verdwijnt naar de achtergrond en de herinnering neemt de overhand in deze twilight zone tussen zwangerschap en gezin. De verhalen gaan, zoals veel post-Stalinistische vrouwenliteratuur, over de byt: het dagelijks leven.


De tien vrouwen hebben allen een verschillende achtergrond: van dissident tot lid van de nomenklatoera (de bestuurlijke elite van de Sovjet-Unie) en van bewust alleenstaande moeder tot gehuwde vrouw. Zij vertellen over zeer uiteenlopende aspecten van hun leven en het leven van andere vrouwen in hun omgeving. De melange van de honderd verhalen van deze diverse groep vrouwen verweeft zich tot dé stem van ‘de Sovjetvrouw’. Of toch niet?



een selectief soort feminisme


Voznesenskaja’s dwarsdoorsnede van de Sovjetvrouw begint scheuren te vertonen wanneer het verhaal door een roze bril gelezen wordt. Dat deel van de vrouwen dat zich aangetrokken voelt tot andere vrouwen krijgt geen stem in Voznesenskaja’s werk en wanneer er over deze groep gesproken wordt, is dat vol afschuw en leedvermaak.


Het is zwerfster Zina die op de vijfde dag een ‘kampvariant van Shakespeares Othello’ met haar toehoorders deelt, waarin een lesbisch stel – Natasja en Nina – de hoofdrol spelen. Een jaloerse (derde) lesbienne wekt, net als Iago in Othello, het vermoeden dat Nina haar partner Natasja ontrouw is. Het bewijs van deze ‘ontrouw’ is een gestolen halsdoekje dat Nina van haar partner heeft gekregen, net als Desdemona’s gestolen zakdoek in Othello. Als reactie hierop steekt Natasja haar partner met een mes. Zelfs wanneer zij beseft dat er van ontrouw geen sprake is geweest, wacht zij niet tot haar geliefde uit de ziekenboeg komt. Zij begint een relatie met een andere vrouw, want ‘zij kan nu eenmaal niet lang zonder vrouw’.


De manier waarop de lesbiennes in deze versie van Othello beschreven worden is opvallend. Veel van Voznesenskaja’s verhalen doorbreken taboes omtrent liefde en seksualiteit. Ontrouw binnen het huwelijk, de liefde tussen een Sovjetvrouw en een DDR-inwoner en de liefde tussen een kind en een jongvolwassene: al deze onderwerpen komen in Voznesenskaja’s verhalen voorbij, al deze onderwerpen worden op een menselijke manier behandeld. Dit is niet het geval bij de liefde tussen twee vrouwen.


Dit begint al met de homofobe beschrijvingen die gebruikt worden: Zina dicht de dames de homofobe termen ‘kobel’’ (afgeleid van het woord ‘reu’) en ‘kovyrjalka’ (afgeleid van het werkwoord ‘rondscharrelen’) toe. Hierbij vertegenwoordigt de kobel de ‘masculiene lesbienne’ en de kovyrjalka de ‘feminiene lesbienne’. Als yin en yang zijn de karaktereigenschappen van deze vrouwen tegenovergesteld: de kobel wordt omschreven als agressief, dominant en ontrouw, de kovyrjalka als bang, volgzaam en trouw. De kobel is degene die jaagt op nieuwe vrouwen, de kovyrjalka wacht.


In Zjenski Dekameron kan met name kobel Natasja – die de mannennaam Natan krijgt – op weinig sympathie rekenen;
Natan beschermde zijn vrouw en was dodelijk jaloers – hij sloeg haar wanneer een van de andere lesbiennes naar haar keek. Maar Ninka bleef hem trouw en had geen contact met ande­ren. Zij was bang. Maar desalniettemin maakte Natan om elke willekeurige reden een scène met haar.


Natasja’s ‘mannelijkheid’ wordt in bovenstaand stuk steeds benadrukt door haar een mannennaam en het persoonlijke voornaamwoord ‘hem’ toe te dichten. Ook Natasja’s ontrouw wordt aan haar ‘mannelijkheid’ toegeschreven: zij kon niet lang zonder vrouw, omdat zij ‘net een man was’. Behalve als ‘mannelijk’ wordt Natasja ook als ‘angstaanjagend’ en ‘agressief’ beschreven. Zij boezemt haar partner angst in en slaat haar.


Waar ik het eerder had over ‘de liefde tussen twee vrouwen’, toont een nadere lezing van Zina’s beschrijving dat er van liefde geen sprake lijkt te zijn. Door de nadruk te leggen op de agressie, angst en nachtelijke avonturen van de twee lijkt de relatie zich uitsluitend te baseren op angst, macht en lust. Hierdoor wordt de relatie angstvallig buiten het domein van Voznesenskaja’s liefde gehouden, een insteek die zij ook in haar biografische werk kiest.


Een bijzondere beschrijving voor een schrijfster die zich inzette om ‘de gewone Sovjetvrouw’ een stem te geven. Voor de vrouw die ‘de mythe van het probleemloze leven van vrouwen in de Sovjet-Unie’ wilde ontrafelen. Voor een van de oprichtsters van het eerste onafhankelijke feministische tijdschrift in de Sovjet-Unie. Een eerste blik doet vermoeden dat Voznesenskaja een selectief soort feminisme aanhangt.

 

dissidente schrijvers: wie heeft er nog vijanden nodig, met zulke vrienden?

 

Voznesenskaja‘s vertellingen zijn niet de enige verhalen van dissidente schrijvers waarin afschuw van homoseksualiteit zichtbaar is. ‘Afschuw’ is de dominante emotie onder vele Sovjetdissidenten wanneer zij homoseksuele relaties beschrijven. Er was vaak weerstand tegen het afwijken van rigide ideeën over ‘mannelijkheid’ en ‘vrouwelijkheid’ binnen deze relaties. In veel memoires zien we, net als in Zjenski Dekameron, een rolverdeling tussen de mannelijke, agressieve kobel en de bange, volgzame kovyrjalka. Hierbij werd met name de ‘mannelijke’ kobel als weerzinwekkend ervaren.


Ook worden in goelagmemoires homoseksuele relaties meestal toegedicht aan de criminele gevangenen en niet aan de politieke dissidenten in de goelag. Hierdoor wordt een dichotomie gecreëerd tussen de ‘homoseksuele criminelen’ en de ‘heteroseksuele politieke gevangenen’.


De lesbische vrouwen en homoseksuele mannen worden in deze goelagmemoires niet alleen zorgvuldig buiten het kringetje ‘politieke intellectuelen’ gehouden: zij lijken überhaupt nauwelijks tot het menselijke domein te behoren. In veel memoires worden mannen of vrouwen die homoseksuele relaties aangaan beschreven als ‘dierlijk’, ‘onmenselijk’ of zelfs ‘diabolisch’.


Deze homofobe houding onder dissidente schrijvers is opvallend. Golden deze dissidenten ten tijde van de Sovjet-Unie niet als morele autoriteit of ‘moreel kompas’, door hun lijden en onverminderd kritische geest? Als de mensen die in de waanzin veroorzaakt door Stalins terreur en zijn nasleep nog wisten wat goed en slecht was? Zou deze groep juist niet op moeten komen voor de belangen van de homoseksuele minderheid die door het regime vervolgd werd? Waar in andere culturen de andersdenkenden en de feministische beweging opkwamen voor de rechten van homoseksuelen, waren deze groeperingen in de Sovjet-Unie vaak zelf homofoob. Wie heeft er nog vijanden nodig, met zulke vrienden?


deviatie in het morele kompas

 

Waarom wees het moreel kompas van dissidente schrijvers deze richting uit als het ging om homoseksuele relaties? Waar een scheepskompas kan deviëren door het materiaal van schip of scheepslading, kunnen er bij Sovjet­dissidenten een aantal maatschappelijke factoren worden aangewezen die hun kompas deze richting op deed wijzen. Hoewel deze factoren zeker een bijdrage hebben geleverd aan de manier waarop dissidente schrijvers homoseksuele relaties beschreven, blijft het opvallend dat deze groep kritische denkers zich niet toleranter opstelde. Dit is nog opvallender in Voznesenskaja’s geval, aangezien zij gezien wordt als dissident én feminist.


Een van de oorzaken van de afkeer van homoseksualiteit was een gebrek aan kennis. Seksualiteit zelf was, na een korte periode van liberalisatie, taboe in de Sovjettijd. Het feit dat gevangenen tijdens hun straf met seksualiteit an sich geconfronteerd werden, was al een grote schok voor hen. Homoseksualiteit was een nog veel grotere schok, aangezien deze vorm van seksualiteit velen vreemd was. Zoals in literatuur over deze periode wordt opgemerkt hadden veel Sovjetvrouwen nooit van seksuele relaties tussen twee vrouwen gehoord. Zij werden hier in de goelag voor het eerst in hun leven mee geconfronteerd. Hierbij was het vooral de prominente zichtbaarheid van deze seksualiteit die als aanstootgevend werd ervaren door de dissidenten, maar ook het opzettelijk afwijken van ideeën over ‘mannelijkheid’ of ‘vrouwelijkheid’.


Een andere verklaring voor deze homofobe beschrijvingen is het feit dat de schrijvers geen verdenking op zich wilden laden.
Zij wilden zorgvuldig een muur optrekken tussen zichzelf en de homoseksuele contacten die in de goelag plaatsvonden. Ook werden veel gevangen gedwongen tot homoseksueel contact door medegevangenen en anderen zagen zich gedwongen tot prostitutie in ruil voor eten, sigaretten of thee. Voor velen was dit contact traumatisch. Het ervaren hiervan zou een emotioneel geladen beschrijving en de heftige afschuw kunnen verklaren.


En dan was er nog de wetgeving. Na een korte periode van decriminalisering aan het begin van de Sovjettijd werd muzjelozjstvo (het ‘liggen met andere mannen’) strafbaar gesteld met maximaal vijf jaar. Waar eerder nauwelijks mannen veroordeeld werden voor homoseksuele handelingen, werden tijdens het Sovjettijdperk naar schatting ruim duizend mannen per jaar hiervoor veroordeeld. Hierdoor droeg homoseksualiteit het stempel ‘verboden’ met zich mee.

Onbegrip, trauma’s of wetgeving: zij kunnen alle een bijdrage hebben geleverd aan ho­mofobie in de Sovjettijd. Wat zou er gebeuren als mensen meer informatie kregen? Als homoseksualiteit niet langer strafbaar zou zijn? Zou de deviatie van het morele kompas misschien van richting veranderen door andere maatschappelijke factoren?


veranderingen na de val van de sovjet-unie

 

Toen een aantal jaar na het verschijnen van Zjenski Dekameron de Sovjet-Unie viel, was er alle reden om te geloven dat dit een veranderende houding ten aanzien van homoseksualiteit met zich mee zou brengen. Sinds 1993 was homoseksueel contact niet langer strafbaar. Ook kreeg de voormalige Sovjetbevolking in rap tempo toegang tot informatie uit het Westen. Waar in het Westen de ‘beweging voor homofielen’ in de jaren vijftig en zestig was opgevolgd door de ‘bevrijding van de homoseksuelen’ en lesbisch feminisme in de jaren zeventig en door queer theory in de jaren negentig, kreeg de voormalige Sovjet-Unie ineens toegang tot al deze vormen tegelijk, zoals te zien in onderstaande figuur:

luitgrafiek

Grafische weergave ‘Western “time of sequence” and Eastern “time of coincidence’’ Bron: De-Centring Western Sexualities: Central and Eastern European Perspectives. Edited by Robert Kulpa and Joanna Mizielińska. Ashgate Publishing Limited, Farnham, Londen 2011, 15.
>

De decriminalisering en de toegang tot informatie leidden inderdaad tot veranderingen. Homoseksualiteit werd een populair thema voor media en kunst en Rusland zag een langzaam opkomende beweging voor lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen en transgenders (LHBT’s). In 2009 bleek uit sociologisch onderzoek dat vijandigheid ten aanzien van homoseksualiteit langzaam afnam in de Russische maatschappij. Hoewel geweld en sociale uitsluiting van LHBT’s nog aan de orde van de dag was, waren er begin van dit millennium genoeg aanwijzingen dat de positie van deze groep langzaam beter zou worden.


De geschiedenis nam echter een andere wending. Wie had kunnen bedenken dat twee decennia na de val van de Sovjet-Unie een aantal Russische regio’s wetten tegen propaganda van ‘homoseksualisme’ aannamen? Dat het in 2013 illegaal werd om in welke regio dan ook ‘propaganda’ te maken voor ‘niet-traditionele seksuele relaties’ (lees: ‘homoseksuele relaties’)? En dat onder deze propaganda ook het tonen van een regenboogvlag of het noemen van het woord homoseksualiteit viel?

 

de kobel en kovyrjalka: terug van nooit weggeweest

 

Waar ten tijde van de Sovjet-Unie nauwelijks rechtvaardiging voor homofobie nodig was, bleek deze in de eenentwintigste eeuw
wel nodig. Door toegang tot informatie over de rechten van homoseksuelen in andere landen merkten veel Russen dat homofobie niet vanzelfsprekend was. In een poging hernieuwde homofobie te rechtvaardigen werd geschermd met religie, traditie en kinderrechten. Zo werd er gezegd dat in een religieus land als Rusland geen plaats was voor homoseksualiteit. Ook werd het idee aangedragen dat de Russische cultuur verschilt van de westerse: ‘perversiteiten’ als homoseksualiteit zijn alleen geschikt voor de laatste regio en niet voor Rusland. Evenmin wil Rusland zich laten beïnvloeden door de oosterse cultuur met ‘zijn obsceniteiten’. Zo wordt het beeld geschept van Rusland als een ‘puur land’ tussen het ‘zieke Westen’ en het ‘verdorven Oosten’.


De meeste intellectuelen bleken na de de-criminalisering nog steeds geen haast te heb­ben om de opkomende LHBT-beweging een hart onder de riem te steken en intellectuele LHBT’s kwamen zelden uit de kast. Soms uit angst, soms uit afkeer van politiek activisme. Zo konden homoseksuelen nog steeds niet re­kenen op steun van Russische intellectuelen.


Waar de hedendaagse intellectuelen in Rusland zeer zelden een rol speelden in de emancipatie van LHBT’s, klinken de woorden van de intellectuele, dissidente Sovjetschrijvers vandaag de dag nog glashard door in homofobe uitingen. Zo beschrijft Kuntsman in haar artikel ‘Between Gulags and Pride Parades’ (2008) hoe homofobe termen uit goelagmemoires gebruikt worden binnen de Russische immigrantengemeenschap in Israël om af­schuw ten aanzien van homoseksualiteit uit te drukken. Hier worden termen als kobel en kovyrjalka weer afgestoft en hergebruikt. Terug van nooit weggeweest.


Terugkijkend op de beschrijving van homoseksualiteit in Voznesenskaja’s werk en in het huidige Rusland is duidelijk dat er voortdurend wordt gezocht naar een manier om homoseksualiteit buiten de meerderheidsgroeperingen te houden. Waar in de Sovjettijd klassenverschillen en ideeën over ‘mannelijkheid’ en ‘vrouwelijkheid’ aangegrepen werden om dit te rechtvaarden, bleken in het heden opvattingen over cultuur en religie gebruikt te kunnen worden, soms gecombineerd met termen uit de Sovjettijd. Door vast te houden aan rigide man-vrouw ideeën, het toedichten van homoseksualiteit aan de ‘lagere klassen’of aan andere culturen wordt homoseksualiteit zorgvuldig buitengesloten. Homoseksualiteit stond en staat buiten het ‘pure’ hedendaagse Rusland, buiten de intellectuele wereld van de dissidenten en buiten de liefde van Voznesenskaja’s vrouwen.




<   

TSL 68

   >