Michel Krielaars



De arrestatie van een boek 1


Sommige boeken vertellen zo overtuigend de waarheid, dat ze een bedreiging vormen voor regimes die leugens verkondigen. Vasili Grossmans Leven en lot is zo’n boek. In deze in 1961 voltooide roman over de Sovjet-Unie in de Tweede Wereldoorlog, wordt een meedogenloze dictatuur neergezet, waarin de grillen van één man, Josif Stalin, ieders lot bepalen. Verraad en angst domineren er het dagelijks leven. Van menselijkheid is, op enkele uitzonderingen na, geen sprake meer. Leven is een kwestie van overleven geworden: de overheidsterreur kan ieder moment toeslaan. Het is dan ook niet zo vreemd dat Leven en lot, ruim vier maanden nadat Grossman het manuscript van zijn boek aan de redactie van het tijdschrift Znamja (‘Het vaandel’) ter publicatie had aangeboden, door de geheime politie in beslag werd genomen, of, zoals Grossman zelf zei, werd ‘gearresteerd’. De schrijver had er zelf rekening mee gehouden dat zijn nieuwe boek hem moeilijkheden zou kunnen opleveren. Zo was hij ervan overtuigd dat de censuur bepaalde passages zou schrappen en dat hij waarschijnlijk zelf zou worden gearresteerd. Maar dat zijn boek in beslag zou worden genomen, ging zijn voorstellingsvermogen te boven.


Toen op 14 februari 1961 twee agenten van de KGB bij Grossman in zijn Moskouse appartement op bezoek kwamen om alles wat met zijn roman te maken had in beslag te nemen, stond hij perplex. Het bleek dat de hoofdredacteur van Znamja, Vadim Kovjevnikov, na lezing van het manuscript van Leven en lot zo geschrokken was van wat hij gelezen had dat hij het, om zelf niet in last te geraken, meteen doorstuurde naar de KGB. De nog altijd door iedere Sovjetburger gevreesde geheime politie nam geen halve maatregelen. Alle uitgetypte exemplaren van het boek, het oorspronkelijke manuscript, de kladversies, de aantekeningen moesten worden geconfisqueerd.

En daar hield het niet bij op. Grossman werd door de KGB’ers gedwongen hen naar andere adressen in de stad te brengen, waar afschriften van het boek werden bewaard. Eenmaal bij zijn typiste thuis, namen ze behalve haar kopie ook het carbonpapier en het typelint dat ze had gebruikt in beslag. Op die manier moest worden voorkomen dat het met Leven en lot net zo zou gaan zoals met Pasternaks Dokter Zjivago, dat ondanks de confiscatie van het manuscript gewoon in het buitenland was verschenen, waarna het een internationaal succes werd.

Leven en lot moest verdwijnen alsof het niet had bestaan. Maar dat laatste bleek op den duur onmogelijk, omdat er in de jaren tachtig ineens fragmenten van de roman in een Russischtalig tijdschrift in het buitenland werden gepubliceerd en het publiek dus wist dat Grossman aan een roman over de oorlog had gewerkt.

Na het optreden van de KGB werd Grossman, die tien jaar aan het boek had gewerkt, verder met rust gelaten. Het gaf hem de moed om te proberen zijn manuscript terug te krijgen. Zo schreef hij een jaar na de ‘arrestatie’ van zijn roman een brief aan partijleider Nikita Chroesjtsjov met het verzoek zijn boek alsnog in druk te laten verschijnen. Antwoord kreeg hij niet. Wel werd hij door partijideoloog Michail Soeslov uitgenodigd, die herhaalde wat de Schrijversbond hem eerder had meegedeeld: Leven en lot vormde nog veel meer dan Pasternaks Dokter Zjivago een bedreiging voor de Sovjetstaat en zou op zijn vroegst over twee- of driehonderd jaar kunnen verschijnen. Die woorden waren gestoeld op Grossmans conclusie in zijn roman dat nazi-Duitsland en de SovjetUnie in feite elkaars spiegelbeeld waren en beide niet deugden. Soeslov noemde die vergelijking een ‘atoombom’ onder het Sovjetexperiment en onder de bedenker ervan, Vladimir Iljitsj Lenin.

De reactie van de machtige Soeslov dreef Grossman tot wanhoop. De drie jaar dat hij nog zou leven was hij een gebroken man. Door de ‘arrestatie’ van zijn boek was hij bovendien besmet geraakt en werd hij genegeerd door veel van zijn vroegere vrienden en kennissen. Geïsoleerd als hij was, stortte hij zich op het schrijven en voltooide hij in de hem resterende tijd nog drie boeken.

Zestien jaar na zijn dood verscheen Leven en lot alsnog, in het buitenland. Het boek had zijn schepper op miraculeuze wijze overleefd. Dat was in de eerste plaats te danken aan Grossmans argwaan ten opzichte van de Russische autoriteiten. Voordat hij zijn typoscript naar Znamja stuurde, had hij in de herfst van 1960 op aandringen van zijn vrienden een kopie aan de met hem bevriende Joodse dichter Semjon Israelevitsj Lipkin gegeven, die het aan het oog van de KGB zou weten te onttrekken.

Nu was het niet zo dat Grossman net zoals Pasternak zijn omstreden boek in het buitenland wilde laten publiceren. Daar achtte hij zich een te loyale Sovjetschrijver voor. Maar op zijn sterfbed, in 1964, veranderde hij van gedachten, nadat hij te kennen had gegeven zijn manuscript nog een keer te willen lezen. Toen zijn vrienden hem vertelden dat dit onmogelijk was, omdat het dan alsnog door de KGB kon worden ontdekt en in beslag genomen, verzocht hij Lipkin het boek toch uit te geven, desnoods in het buitenland.

Nadat Grossman was begraven, begon Lipkin de laatste wens van de schrijver uit te voeren. Hij zou er echter tien jaar voor nodig hebben. Pas in 1974 durfde hij de dissidente schrijver Vladimir Vojnovitsj te vragen om het manuscript van Leven en lot het land uit te smokkelen. Vojnovitsj was kort daarvoor wegens zijn in het buitenland gepubliceerde satires over het Sovjetsysteem uit de Schrijversbond gezet. Gezien zijn successen in het Westen, ging hij in Moskou met buitenlandse journalisten en slavisten om. Zij waren de aangewezen personen om het materiaal het land uit te smokkelen.

In het appartement van Vojnovitsj, in het schrijvershuis in de Tsjernjachovskistraat, vertelde Lipkin dat er een manuscript van Grossman bestond dat naar het Westen moest worden gesmokkeld. ‘Een manuscript van Grossman?’ vroeg de scherpzinnige Vojnovitsj, die het nieuws meteen op waarde schatte en zonder te aarzelen met het plan instemde.

Lipkin had het manuscript verstopt in de entresol van de kamer van zijn broer, die in een kommoenalka woonde. De vrouw van Lipkin, de dichteres Inna Lisnjanskaja, haalde het daar op, stopte het in een boodschappentas en snelde met een taxi naar het appartement van Vojnovitsj. De hele rit was ze als de dood dat ze zou worden aangehouden en het manuscript in beslag werd genomen.

Met hulp van de dissidente kernfysicus Andrej Sacharov, die het belang van Grossmans boek inzag, maakte Vojnovitsj in het appartement van Andrej Sacharov en zijn vrouw Jelena Bonner een microfilm van het manuscript en liet het voor de zekerheid door een tweede fotograaf met een Zenitcamera vastleggen. Beide films smokkelden ze vervolgens de grens over.

Een jaar later, in 1975, verschenen voor het eerst fragmenten van Leven en lot in het Russische dissidententijdschrift Kontinent, dat in Parijs werd uitgegeven. Zes jaar later, in 1980 zou een Zwitserse uitgeverij de eerste Russische uitgave van Grossmans magnum opus publiceren. Drie jaar later volgde een Franse editie. Pas in 1988, tijdens de politieke en culturele dooi die was ingezet door partijleider Michail Gorbatsjov, verscheen Leven en lot eindelijk in Rusland zelf, zij het zoals het in de Sovjet-Unie altijd ging, eerst in de vorm van een tijdschrift, in dit geval Oktjabr (‘Oktober’). Vijfentwintig jaar na de dood van Grossman kon de vernietigende waarheid over het stalinisme eindelijk in eigen land worden verteld.

In het vervolg wist iedereen dat Grossman een omvangrijke roman over de Tweede Wereldoorlog had geschreven. Van het manuscript konden de Sovjetautoriteiten niet meer beweren dat het nooit had bestaan.

Maar er zit een staartje aan deze ontknoping. Want de tekst van de eerste twee edities van Leven en lot vertoonde lacunes, doordat sommige passages en woorden op de microfilms onleesbaar waren. In Oktjabr hadden de redacteuren, opgevoed in de traditie van de Sovjetcensuur, bovendien delen van het boek geschrapt.

Pas toen bleek dat Grossman iedereen te slim af was geweest door ook nog een tweede, van laatste correcties voorziene kopie van het typoscript in bewaring te geven aan Vjatsjeslav Loboda, een jeugdvriend die in het stadje Malojaroslavets woonde, op zo’n 120 kilometer ten zuidwesten van Moskou. Bij hem thuis heeft het manuscript, verdeeld over drie lichtbruine mappen, jarenlang in een boodschappennetje aan de kapstok gehangen. Een betere bergplaats kun je bijna niet bedenken.

Na de eerste publicatie van Leven en lot in Oktjabr reisde Loboda’s weduwe naar Moskou, om het manuscript aan Grossmans stiefzoon, Fjodor Goeber, te overhandigen. Pas nu konden alle lacunes worden opgevuld en verscheen in 1989, het symbolische jaar van de Val van de Muur, eindelijk de definitieve versie van Grossmans grote boek in het Russisch, in een oplage van 200.000 exemplaren. Vjatsjeslav Loboda was toen al acht jaar dood. Hij was omgekomen bij een auto-ongeluk.

Dat die definitieve versie van Leven en lot heeft overleefd is een wonder, zo blijkt uit een artikel uit de krant Majak van 7 april 2014, waarin Maria en Ljoedmila Loboda, de in Moskou wonende dochters van Vjatsjeslav Loboda, de geschiedenis van het in Malojaroslavets opgedoken typoscript vertellen. Grossman en Loboda kenden elkaar uit hun jeugd in Berditsjev, de ‘Joodse hoofdstad’ van Oekraïne. Beiden gingen in Kiev naar de middelbare school: Grossman naar het voorbereidende jaar van het Kievse Hoge Instituut voor Volksopleiding, Loboda naar het gymnasium.

Loboda’s oudste broer woonde in de Russische hoofdstad, waar hij decaan was aan de geschiedenisfaculteit van de Moskouse Staatsuniversiteit. Na voltooiing van hun opleiding in Kiev, nodigde hij zijn broer en diens onafscheidelijke vriend uit om aan ‘zijn’ universiteit te komen studeren. Enthousiast namen ze de uitnodiging aan. In het bruisende Moskou huurden ze samen een kamer van acht vierkante meter in de Kozinskisteeg en begonnen ze aan hun studies aan de hoogste onderwijsinstelling van de Sovjet-Unie: Loboda aan de historisch-etnografische faculteit en Grossman aan de befaamde natuur- en wiskunde faculteit. En toen begon de Stalinterreur.

Nadat Loboda zijn staatsexamen aan de universiteit had afgelegd werd zijn broer gearresteerd en, zoals pas later bekend zou worden, terechtgesteld. De geheime politie kwam ook hem ophalen, maar hij was niet thuis, waarop ter compensatie zijn buurman werd afgevoerd en terechtgesteld.

Op aanraden van een vriend verliet Loboda na deze gebeurtenis spoorslags de hoofdstad om te voorkomen dat hij als broer van een volksvijand diens lot zou delen. Zijn specialisme op het gebied van de geschiedenis en de etnografica bezorgde hem een aanstelling in Tsjoekotka, in het uiterste noordoosten van de Sovjet-Unie. In die van beschaving verstoken regio woonden vooral ballingen en (voormalige) goelag-gevangenen. De zon kwam er het grootste deel van het jaar niet op. Loboda moest er de scholen voor de kinderen van de lokale Tsjoektsji inspecteren. Ook bestudeerde hij de talen van de noordelijke volken. Met de hondenkar, zich oriënterend op de sterren, trok hij door het uitgestrekte gebied om bij de Tsjoektsji aan huis les te geven en ruzie te maken met de lokale wonderdokters, de sjamanen. Met zijn vriend Grossman zou hij al die tijd blijven corresponderen.

In Tsjoekotka leerde Loboda de vijftien jaar jongere lerares Vera Danko kennen, met wie hij in 1940 in Moskou trouwde. Een jaar later, kort voor het uitbreken van de oorlog met de Duitsers, werd hij opnieuw door het ministerie van Onderwijs naar Tsjoekotka gestuurd. Vera reisde hem achterna. In de hierop volgende jaren kreeg het paar twee dochters. Pas in 1957, vier jaar na Stalins dood, keerde het gezin definitief naar Moskou terug. Kort daarop verhuisden de Loboda’s naar Malojaroslavets, waar ze een half huis in de Komsomolstraat 33 kochten. Tussen 1958 en 1961 kwam Grossman er regelmatig op bezoek.

Naar dat huis in Malojaroslavets vervoerde Loboda in 1960 de drie lichtbruine mappen met het uitgetypte manuscript dat hij van zijn vriend in bewaring had gekregen. Hij stopte ze in een rugzak, elke afzonderlijke map gewikkeld in een zomerjurk van een van zijn dochters. Van hun ouders kregen de twee meisjes op fluisterende toon te horen dat in de mapjes geschriften van Vasili Grossman zaten, maar dat niemand ervan mocht weten.

Maria en Ljoedmila waren zeer gesteld op Grossman, die ze oompje Vasja noemden. Wanneer hij bij hen op bezoek kwam zongen ze gezamenlijk liedjes, onder begeleiding van de piano en de mandoline.

Het toeval wil dat kort voordat Loboda het bedreigde typoscript naar Malojaroslavets bracht, de toen 17-jarige Ljoedmila bij Grossman in Moskou op bezoek was. Ljoedmila voelde toen aan dat oom Vasja iets ernstigs was overkomen. Het viel haar op dat zelfs de koekoeksklok niet meer tikte. Vroeger had die klok om het half uur geslagen, maar nu hing er een bedrukkende stilte in het huis. Het bleek dat enkele dagen voor haar komst de KGB huiszoeking had verricht en Grossmans manuscript en alle aantekeningen in beslag had genomen.

Vanaf de dag dat ze het typoscript van Grossman in huis had, was haar moeder Vera Loboda doodsbenauwd dat het zou worden ontdekt. Ze ging de deur niet meer uit en verstopte de drie mapjes waarin de tekst zat steeds op een andere plaats, dan weer onderde vloer, dan weer onder het ouderlijk bed, of in de kast. Wanneer een politieagent aan de deur kwam om te vragen waarom het gezin Loboda niet in Malojaroslavets maar in Moskou geregistreerd stond, gaf Vera haar dochters opdracht om heel langzaam naar die agent bij het tuinhek te lopen, terwijl zijzelf naar de schuur in de tuin rende om er het manuscript te verbergen. Grossmans schat was bij haar duidelijk in goede handen. Zelfs haar beide schoonzoons zouden er niets van te weten komen.

Toen Leven en lot in 1988 in de SovjetUnie eenmaal in boekvorm was verschenen, bleken er hiaten in de tekst te zitten, die de redacteuren van de uitgeverij voor raadselen stelden. Het was de weduwe van Loboda, Vera Loboda, die uitkomst zou bieden. In een artikel had ze gelezen dat de lezer door die hiaten nooit te weten zou komen wat Grossman met bepaalde passages in zijn boek bedoelde.

Toen kort daarna Grossmans stiefzoon, Fjodor Goeber, bij haar in Malojaroslavets op bezoek kwam, raakte alles in een stroomversnelling.

Fjodor moeder, Grossmans tweede vrouw Olga, had hem via een briefje, dat na lezing meteen werd verbrand, verteld waar de tweede kopie van het manuscript van de roman zich bevond. Fjodor ging hierna naar Malojaroslvets, in de hoop in het manuscript een opdracht te vinden, waarvan sprake was in de briefwisseling tussen zijn stiefvader en zijn moeder in de jaren 1950-’61.

De gezusters Loboda herinneren zich in het artikel in Majak dat hun moeder de drie mappen met het bewuste deel van het manuscript waarin die opdracht zou staan eerst niet kon vinden en hoe ze in paniek raakte. Maar meteen daarna klonk uit de belendende kamer, waar Fjodor het manuscript bestudeerde, een vreugdekreet. Grossmans stiefzoon had precies datgene gevonden wat hij zocht: de volledige tekst van Leven en lot.

Vera Loboda bracht het manuscript terug naar Moskou, waar grafologische experts de echtheid van de tekst vaststelden. Uit dit exemplaar kon nu de tweede, definitieve editie van Leven en lot worden gedrukt.




1Dit hoofdstuk is een voorpublicatie van een boek dat Michel Krielaars schreef over Vasili Grossman dat in 2017 verscheen.



<   

TSL 73