Vertaalwedstrijd 2019 - tekst van Leonid Pantelejev



Irinoesjka en haar Буква «ты»




Juryrapport behorende bij de Vertaalwedstrijd
uitgeschreven voor de Ruslanddag Taal en
Cultuur van zaterdag 21 september 2019 in het
Conservatorium te Den Haag

De vertaalwedstrijd, dat was er dit jaar een die zo onmogelijk was dat je het eigenlijk niet goed kon doen en ook niet fout. Het verhaal, van Leonid Pantelejev uit 1945, draaide namelijk van begin tot eind, de volledige drie bladzijden, om een woordspeling met een letter van het Russische alfabet, en niet zomaar een letter, nee, de laatste letter, de letter ‘ja’, die zoals jullie allen hier verzameld ongetwijfeld weten, niet alleen die letter aanduidt maar ook het persoonlijk voornaamwoord ‘ik’.



Leonid Pantelejev

Leonid Pantelejev (1908-1987) was een bekende post-revolutionaire kinderboekenschrijver. In Nederland, maar ook in Rusland is hij het bekendst om zijn magnifieke en spannende en grappige boek (geschreven samen met Grigori Bjelych) over het Petrogradse kinderweeshuis, of liever gezegd de schoolcommune waar ze opgroeiden. Na de revolutie en de burgeroorlog schoten die als paddestoelen uit de grond, en dat was maar goed ook voor de enorme aantallen weeskinderen die er werden opgevangen. Het boek heet Respoeblika Sjkid, waarbij Sjkid staat voor Sjkola Imeni Dostojevskogo, de Dostojevski-school. In het boek worden allerlei grapjes uitgehaald met de Sovjet-manie om voor alles afkortingen te geven. De leerlingen noemen de directeur, de pedagoog Viktor Nikolajevitsj Soroka-Rosinski (die echt bestond en onder zijn eigen naam optreedt) bijvoorbeeld Vikniksor. Er is in 1966 ook een prachtige film van gemaakt met aangrijpende liedjes. Het boek is in 1933 vertaald in het Nederlands als Schkid, de republiek der vagebonden, een eeuwigheid geleden, dus het wordt wel eens tijd voor een nieuwe versie.

Pantelejev intussen ging na Sjkid door met kinderboeken schrijven en in 1970 verscheen zijn verzamelde werk in vier delen. Hij schreef ook nog een heel bijzonder boekje, ‘Onze Masja’ (Наша Маша), over de eerste vijf jaar van zijn dochtertje en dan met name over haar taalontwikkeling. Het is met Tsjoekovski’s ‘Van 2 tot 5’ (От двух до Пяти), een van de leukste boeken over kindertaal.

In het verhaal ‘Буква ты’ speelt kindertaal ook een hoofdrol, want de letter ‘ты’ bestaat helemaal niet. Er is geen ‘letter jij’: dat dénkt het meisje dat de laatste letter van het Russische alfabet moet leren alleen maar. Zij denkt dat haar leraar die letter (‘ты’) bedoelt als hij haar de letter ‘я’ wil leren. De leraar zegt tegen zijn viereneenhalf jaar oude leerling, als ze aangekomen zijn bij die laatste letter: ‘En dit, Irinoesjka, is de letter “ja”.’ Waarop Irinoesjka in oprechte verwondering vraagt: ‘Ты’? En de leraar krijgt het niet aan haar verstand gepeuterd dat de letter ‘я’ heet en niet ‘ты’. Want zij denkt dat de letter over de leraar gaat – wat een logisch standpunt is, welbeschouwd, en kinderen houden enorm van logica, ook als die ze helemaal ergens anders brengt dan waar de leraar ze wil hebben. Kinderen zien immers dingen waarvoor volwassenen al lang blind zijn geworden.

Het is een komiek maar tegelijkertijd lief verhaal, dat ook van toon bijzonder innemend is. Maar hoe die cruciale begripsverwarring te vertalen? Wij hebben in het Nederlands geen letter ‘ja’ en zelfs als we die hadden (of als we het Nederlandse meisje toevallig het Russische alfabet willen leren), dan nog is het moeilijk voor te stellen dat zij op de vaststelling ‘Dit is de letter ja’ zal antwoorden ‘De letter nee?’ En het moet natuurlijk overkomen in het Nederlands, net zo kinderlijk logisch en natuurlijk als in het Russisch. Wat dan? De letter iks, gevolgd door de vraag ‘de letter jijs’? Ook onwaarschijnlijk: die meervoudsvormen, dat werkt ook niet.

Overigens is het niet alleen een kwestie van een letter die niet bestaat in het Nederlands, maar ook van bepaalde syntactische eigenaardigheden in het Russisch waardoor de begripsverwarring veel natuurlijker wordt. In het Russisch kun je namelijk het werkwoord ‘zijn’ achterwege laten en hoef je niet te kiezen tussen ‘Dit ben ik’ en ‘Dit is ik’. Bovendien hoeft de Rus door de totale afwezigheid van lidwoorden ook niet te kiezen tussen ‘Dit ben ik’ en ‘Dit is de ik’, dus tussen wijzen naar de letter en wijzen naar jezelf, wat in het Nederlands wel moet. ‘Вот это я’ kan tegelijkertijd en zowel zijn ‘Dit ben ik’ als ‘Dit is de ik’. En die twee omstandigheden schelen in dit geval natuurlijk een slok op een borrel.

Zijn er überhaupt wel oplossingen voor dit megavertaalprobleem dat we in dit miniverhaaltje voorgeschoteld krijgen? Jawel, die zijn er, want de jury kreeg er niet minder dan tien binnen. (Niets is onvertaalbaar, want kijk: het is vertaald!) En dan begint hier het juryrapport.

De jury lette natuurlijk allereerst op de oplossing die voor het vertaalprobleem werd aangedragen, en dan met name of de begripsverwarring aannemelijk werd gemaakt. Verder moesten er geen al te grote fouten worden gemaakt – in het begrip van het Russisch alsook in het gebruik van het Nederlands, maar de tekst was gelukkig niet al te abstruus ingewikkeld. Ten derde was de toon van de vertaling belangrijk: het is tenslotte een kinderverhaal en bedoeld voor kinderen.


Maar allereerst en hoofdzakelijk was het dus de vraag die ons buitengewoon nieuwsgierig maakte: wat hebben de dappere deelnemers van de Буква «я» en de Буква «ты» gemaakt? Hoe hebben ze Irinoesjka op een natuurlijke kindermanier laten reageren op die vreemde letter?

We werden verblijd met tien strikt geanonimiseerde vertalingen, met tien allemaal even vernuftige oplossingen. Dat waren achtereenvolgens: 1 de letter ik; 2 de letter ‘ja’ (met uitleg tussen haakjes ‘= “Ik”’); 3 de letter juh van jij; 4 het woordje ‘ik’; 5 de letter ‘ik’ (met voetnoot); 6 de letter ‘u’; 7 de letter ‘ja’ (met noot); 8 het woordje ik; 9 tweelingletters (dat wil zeggen oe en ui en ei en dergelijke); en 10 de letter ‘u’.

Dus, vereenvoudigd: twee letters ik, twee woordjes ik, twee letters u, twee letters ja, een letter juh, en ‘tweelingletters’.

Het is bekend dat zelfs het simpelste zinnetje door vertalers zelden op dezelfde manier wordt vertaald, wat tegelijkertijd het mooie van vertalen is en de pest ervan. Ter vergelijking: op een gegeven moment zegt de wanhopige verteller, die zijn leerling de letter maar niet onderwezen krijgt, dat hij van binnen kookte als een чайник. Voor dat waterkokende keukengerei hebben we in de Nederlandse vertalingen vijf maal een fluitketel gekregen, tweemaal een theeketel, en verder een theeketeltje, een theepot en een ketel.

Waarbij welbeschouwd misschien de meest gekozen vertaling niet eens de beste is, want als je van binnen‘ kookt als een fluitketel’, zou je dan niet eerder zeggen dat je floot als een fluitketel? Misschien zou je moeten zeggen dat je van binnen kookte als kokend water. Want een ketel kookt helemaal niet, dat doet het water. Maar dan wordt het wel een rare vergelijking.

Maar dit terzijde en niet behorende tot het gestrenge juryrapport. Het is alleen maar om te laten zien dat de eenvoudigste dingen vaak het meeste hoofdbrekens kosten. Tenzij je de problemen natuurlijk niet ziet, en je gewoon vertaalt wat er staat. Want dan wordt het zeker een slechte vertaling. (Zoals we net ook van Hans Boland gehoord hebben.)

Voor alle vertalingen is wel wat te zeggen, maar voor de ene wat meer dan voor de andere. Je kan ervoor kiezen om de Russische begripsverwarring in het Russisch te laten staan, en deze uit te leggen met een parenthese (zoals één keer gebeurt) of zelfs met voetnoten (een oplossing die twee keer gekozen is). Daar is op zich niets mis mee – de lezer krijgt tenminste te weten wat er precies gebeurt in die rare Russische taal.

Het hangt ervan af wat de vertaler denkt dat het publiek is, en wat de beoogde uitgave. Een kinderverhaal voor Nederlandse kinderen doe je geen goed met voetnoten en uitleg over de Russische letters (al leer je er wel wat van). Maar als je alles rigoureus vernederlandst (wat gebeurt met de letter u en de letter juh), verlies je de couleur locale van het Russisch en is het nog maar de vraag of alle situaties blijven kloppen. Maar als je er voldoende voor terugkrijgt is een dergelijke vernederlandsing zeker te prefereren boven een explicatieve vertaling – omdat het dan tenminste een echt verhaal voor kinderen wordt. Je mag wel zien dat het een vertaling is (door de Russische toestanden) zolang je maar niet ziet dat het vertaald is (kort gezegd).

De strijd tussen vernederlandsing en couleur locale heeft ook rond de naam van het meisje gewoed: tegenover Irinoesjka’s en één Irina hebben we ook een Ireentje, een Wiesje en een Marietje, en zelfs prinses Irene kwamen we tegen.

Aan het slot van het verhaal komt de aap uit de mouw, als blijkt dat Irinoesjka de letter ‘я’ inderdaad consequent beschouwt als iets wat als ‘ты’ moet worden uitgesproken. Als ze dan het zinnetje ‘Якову дали яблоко’ (Jakob kreeg een appel) moet voorlezen uit haar lesboekje, leest ze in plaats daarvan: ‘Тыкову дали тыблоко’. In het Nederlands krijgen we een baaierd aan vergissingen voorgeschoteld, waarbij sommige heel onwaarschijnlijk zijn (en dat is jammer), andere bijna niet te volgen (wat ook jammer is) of niet bijzonder grappig (wat helemaal jammer is). Maar het was moeilijk hoor, vergeet dat niet! Onmogelijk moeilijk!

Voor de slotvergissing ‘Тыкову дали тыблоко’ werden achtereenvolgens de volgende creatieve vertalingen aangedragen: 1 Mjijki kreeg een knjijker; 2 Djij geeft Rjij een tjij; 3 dag ikip en ikanneke; 4 Erjij eet een perzjij; 5 Hendrjij krijgt een perzjij; 6 De biks naar Iktrecht; 7 Jijntje pakt zijn jijs; 8 Papa at een perzu; 9 Er was eens een guitje, dat stond niet in een wui - tje, maar woonde in een paleisje van klui; en 10 De miks at de rikps.

Eigenlijk is hieruit al duidelijk welke vertalingen werken en welke niet. Als je ‘ik’ werkelijk als letter wil laten gelden, blijf je tegen het probleem oplopen dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat Irina op een mededeling als ‘Dit is de letter ik.’ antwoordt: ‘De letter jij?’ Omdat het nu eenmaal twee letters zijn, de i en de k, die ze allebei al geleerd heeft.

Even onwaarschijnlijk is het om Irina het woordje ‘ik’ te laten leren, een woordje dat ze waarschijnlijk al vele malen zonder haperen, mankeren of twijfels heeft uitgesproken en gebruikt. En waarom zou ze dat woordje als woordje moeten leren, als ze de letters al kent? En hoezo zou dat dan begripsverwarring opleveren?

Goed, als je met een half oog doorleest en je de suspension of disbelief-knop wat hoger draait, zit je al snel in de ik-jij-controverse tussen haar en de leraar, en is dat al leuk van zichzelf. Maar kloppen blijft het niet. En dat is jammer.

Maar er blijkt toch wat met een enkele Nederlandse letter gedaan te kunnen worden, als je de verwarring omdraait en Irientje niet met ‘jij?’ laat antwoorden, maar juist met ‘ik?’. Die geniale ingreep is in drie gevallen gedaan, de twee vertalingen die uitgaan van de letter ‘u’ – waarbij het meisje in het ene geval een heel deftig meisje is en in het andere geval zelfs hare koninklijke hoogheid de viereneenhalfjarige prinses Irene van Oranje-Boven in hoogsteigen persoon (en niet het bos van die naam) – en de vertaling die uitgaat van de letter j-uh, zoals die letter inderdaad heet op school, en niet jé, zoals die in het grotemensenalfabet heet. En nu moet de jury spijkers met koppen gaan slaan en knopen gaan doorhakken.

Van de twee u-vertalingen is de deftige een beetje wisselend van Nederlands, soms heel natuurlijk, maar op andere momenten wat stroef en net niet zoals je het zou zeggen. De prinses Irene-vertaling is daarentegen heel vernuftig, goed doordacht en de lezer kan er vrijwel probleemloos in meegaan.

Het enige is dat er met het koninklijke u-register wat meer gedaan had kunnen worden. In het begin bijvoorbeeld kan de leraar de letter voorstellen door te zeggen ‘En dit, hoogheid, is u.’ (In de zin van: ‘Is u wel helemaal wijs?’) Waarop Irenes antwoord ‘Dit ben ik?’ heel begrijpelijk zou zijn.

De prinses Irene-vertaling heeft het alleen tegen de winnaar moeten afleggen omdat de vertaling – maar daar kon de vertaler ook niets aan doen – in feite té goed doordacht was, té goed verzonnen. Pantelejev schreef over echte en eenvoudige mensen, en verzon geen verhaaltjes over prinsesjes. Nu hoeft dat verzonnen aspect geen probleem te zijn voor een losstaand verhaal, maar als je bijvoorbeeld meer van Pantelejev vertaalt (of leest), valt het wel uit de toon. Maar toch verdient deze knappe vertaling van Julia Petrusha een speciale vermelding en een grote pluim.

En nu dan de winnaar: dat is de juh-vertaling geworden. Die was volgens de jury het natuurlijkst van toon: het was een echt kinderverhaal geworden, en echt Nederlands, waarbij de geest en de sfeer en de toon van Pantelejev behouden bleven, of misschien moeten we zeggen wederopgebouwd. (Want dat is vertalen: afbreken en wederopbouwen.) Knap is de explicitering aan het begin van de vertaling: ‘En dit, Irina, is de letter “juh” van j-ij.’ Zonder de toevoeging van ‘jij’ had de woordspeling veel minder effect gehad (omdat we ‘jij en ik’ zeggen, niet ‘je en ik’) De vertaling heeft een aantrekkelijke expressieve toon: ‘Irientje’, ‘een bijdehandje’, ‘suffie’, en natuurlijk het bijzonder geestige en onmiddellijk aansprekende ‘ikip en ikanneke’.

Dus: hoera voor allen, tweewerf hoera voor Julia Petrusha en driewerf hoera voor Agnes Roozeveld. Ze hebben het onmogelijke mogelijk gemaakt! En mogen wij nu Agnes uitnodigen op het podium om haar winnende, bekroonde, hoofdgeprezen vertaling te komen voorlezen?

Was getekend,
de jury,
Robbert-Jan Henkes, Wim Honselaar, Eric Metz




<   

TSL 83

   >