Jan Willem Bezemer



De Alexander-Herzenstichting





Jan Willem Bezemer Bron.

Drie oktober jongstleden overleed J .W. Bezemer ( 1921-2000), emeritus hoogleraar en directeur van het Oost-Europa Instituut van de Gemeente Universiteit van Amsterdam van l 957 tot 1986. Hij was de opvolger van zijn promotor Bruno Becker ( 1885-1968) die sinds 1945 als eerste de Amsterdamse leerstoel in de Russische geschiedenis èn taal en letteren bekleedde en in 1948 tevens directeur werd van het toen opgerichte Rusland Instituut. Bij Beckers emeritaat in 1955 werd de leerstoel gesplitst. C.L. Ebeling kreeg de leeropdracht Slavische taal- en letterkunde, Bezemer, twee jaar later, Ruslandkunde en Russische geschiedenis. Bezemer promoveerde op de thesis 'De Russische revolutie in westerse ogen', maar zijn bekendste en beste werk verscheen in 1988: Een geschiedenis van Rusland. Van Rurik tot Brezjnev, verschillende malen herdrukt en nog steeds hèt Nederlandse handboek op dit gebied.

Bezemer heeft Rusland tweemaal bezocht. In 1963 kreeg hij buitengewoon verlof om een jaar correspondent te worden voor dagblad Het Parool in Moskou. Een unieke maar ook eenzame standplaats zonder Nederlandse collega's en met weinig bewegingsvrijheid. Vertaler Charles B. Timmer sprak jaren later wat smalend over de getto-periode van Bezemer en die van Karel van het Reve, Bezemers opvolger in Moskou. Na deze eerste kennismaking met Rusland is Bezemer er niet meer naar teruggekeerd, tot 1994.

Maart 1994 vond onder auspiciën van de Russische Academie van Wetenschappen in Sint Petersburg een driedaagse conferentie plaats, met als thema: 'De Russisch-Nederlandse boekcontacten vanaf de 15e tot de 20e eeuw' 1 Bezemer was gevraagd de conferentie te openen. Hij deed dat met een lezing over de fameuze Herzen-Stichting, die vooral in de jaren zeventig een belangrijke rol speelde bij de verspreiding van toenmalige Russische dissidente literatuur in het Westen. Bezemer werd met alle egards door de Russische gastheren ontvangen, maar echt op zijn gemak voelde hij zich niet. Vóór de andere congresgangers verliet hij het koude en besneeuwde Sint Petersburg. Zijn lezing zou in een congresbundel worden opgenomen, maar door allerlei oorzaken is die bundel niet verschenen. Als hommage aan deze beminnelijke geleerde drukken wij zijn verhaal hieronder alsnog af.

Cees Willemsen



De Alexander-Herzenstichting is een recent verschijnsel in de geschiedenis van de boek-betrekkingen tussen Rusland en Nederland. De Herzenstichting werd in mei 1969 opgericht in Amsterdam met als doel literaire en publicistische teksten uit te geven die in de Sovjetunie waren geschreven, maar die tengevolge van de censuur daar niet konden worden gepubliceerd. Het initiatief tot de oprichting nam Karel van het Reve, hoogleraar Slavische letterkunde aan de Universiteit van Leiden.

Professor Van het Reve ( 1921-1999) groeide op in een communistisch gezin. Zijn vader zat in de jaren twintig in de redactie van de partijkrant Tribune en was in de jaren dertig voorzitter van de Vereniging van Vrienden van de Sovjetunie (VVSU). Maar aan het eind van de jaren dertig schoof het partijbestuur hem op een achterbakse manier terzijde. Men fluisterde dat hij een fascist was. De leugenachtigheid van dat gerucht bleek duidelijk uit zijn deelname aan het verzet tegen de Duitse bezetting en zijn werk voor het ondergrondse blad Het Parool.

Omdat hij officieel niet geëxcommuniceerd werd, duurde het nog jaren voordat het communistisch geloof geheel uit de familie verdween. Zijn zoon Karel heeft zich pas in de tweede helft van de jaren veertig daarvan geheel losgemaakt. Een bezoek aan Moskou in 1948 als tolk van een groepje Nederlandse schakers schijnt de laatste resten van zijn geloof te hebben opgeruimd. Hij werd zich bewust van de sfeer van angst die in die dagen in Moskou heerste. Het feit dat hij in zijn jeugd in het communistisch geloof is opgevoed en zich daarvan in latere jaren stap voor stap heeft losgemaakt, heeft hem in de jaren zestig stellig geholpen in contact te treden met dissidente intellectuelen in de Sovjetunie.

In deze na-oorlogse jaren voltooide hij zijn studie in de Slavische talen aan de Universiteit van Amsterdam om daarna te gaan werken aan het door deze universiteit zojuist opgerichte Rusland-Instituut. In 1957 benoemde de Universiteit van Leiden hem tot hoogleraar in de Slavische letterkunde. In 1967 gaf deze universiteit hem een jaar verlof om te gaan werken als correspondent van Het Parool, de krant waarvoor zijn vader in de ondergrondse jaren van de oorlog had gewerkt.

In Moskou maakte Van het Reve kennis met de ontluikende dissidentenbeweging en hij deed zijn best de aandacht van het westers publiek te vestigen op hun protesten en publicaties. Daarvoor was zijn Hollandse krant uiteraard een te bescheiden tribune. Daarom trad hij in contact met de correspondent van de New York Times, die hij toegang gaf tot het materiaal dat hij voor Het Parool verzamelde. Zijn grootste succes was de publicatie in juni 1968 van de Gedachten over vooruitgang, vreedzame coëxistentie en intellectuele vrijheid van Andrej Sacharov.

Dit document had hij gekregen van Andrej Amalrik ( 1938-1980). Met Amalrik maakte hij kennis in januari 1968 tijdens het proces tegen Joeri Galanskov en Aleksander Ginzburg dat in de Sovjetunie veel protest uitlokte. Tot de rechtszaal werd buiten het officiële publiek slechts de naaste familie van de beklaagden toegelaten. Van het Reve en Amalrik bevonden zich beiden in de gang waar zich een aantal mensen hadden verzameld, die hoopten van die naaste familie het een en ander te horen over wat zich in de rechtszaal afspeelde. Amalrik werd getroffen door de veelbetekende blik waarmee Van het Reve luisterde naar zijn gesprek met een andere buitenlandse correspondent en hij nodigde hem bij hem thuis uit. Zij raakten bevriend en Amalrik werd zijn leverancier van samizdat, - documenten die geen kans hadden de censuur te passeren en die door de dissidenten zelf werden vermenigvuldigd. Zo kreeg hij de Gedachten van Sacharov in handen. Bij Amalrik maakte hij ook kennis met Pavel Litvinov, een kleinzoon van de voormalige volkscommissaris van buitenlandse zaken Maksim Litvinov. Van Pavel Litvinov kreeg hij afschriften van de brieven en telegrammen die deze had ontvangen als reactie op zijn oproep aan de publieke opinie om te protesteren tegen het proces tegen Galanskov en Ginzburg.

In augustus 1968 keerde Van het Reve naar Nederland terug, kort voor de inval van het sovjetleger in Tsjechoslowakije waartegen Litvinov op het Rode Plein met enkele vrienden zo moedig demonstreerde. Hij beschouwde het nu als zijn taak in woord en geschrift bij het Westerse publiek belangstelling te wekken voor de dissidenten en hun strijd voor de rechten van de mens. Maar de belangrijkste bijdrage aan hun zaak leek hem de publicatie van hun geschriften. Met meer dan honderd samizdat documenten was hij naar Nederland teruggekeerd. Het lukte hem een uitgever te vinden voor de brieven en telegrammen van Litvinov. Zij verschenen in het begin van 1969 met een inleiding en aantekeningen van zijn hand (Letters and telegrams to Pavel Litvinov. Documents in English and Russian. Dordrecht 1969).

Hij kwam nu ook op de gedachte een eigen uitgeverij op te zetten voor zulke publicaties. Deze gedachte werd werkelijkheid door de oprichting, in mei 1969, van een stichting die naar Alexander Herzen werd genoemd ter herinnering aan het feit dat deze meer dan een eeuw eerder, in 1853, in Londen hetzelfde had gedaan.

De Herzenstichting stelde zich ten doel, geschriften te publiceren die in de Sovjetunie waren vervaardi. gd, maar daar tengevolge van' de censuur niet in druk konden verschijnen. Gedacht werd aan teksten van literaire, publicistische of documentaire waarde, ongeacht hun politieke, filosofische of religieuze strekking. De bedoeling was hen in het Russisch uit te geven en de rechten op vertaling te verkopen. Tweederde van de opbrengst van de gepubliceerde teksten zou worden gereserveerd voor de auteurs en een derde voor de financiering van nieuwe uitgaven. Voor dit laatste doel ontving de Stichting in de loop van de tijd ook milde giften van Nederlandse sympathisanten.

Het bestuur van de Stichting bestond uit drie personen: Karel van het Reve, Peter Reddaway en Jan Bezemer. Van het Reve werd secretarispenningmeester en de uitgeverij werd ondergebracht in zijn woning in Amsterdam. Peter Reddaway doceerde in die tijd Russische geschiedenis aan de London School ofEconomics. Deze Engelsman, geboren in 1939, koesterde vanaf het begin grote belangstelling voor samizdat en hij nam contact op met Van het Reve, zodra hij van diens samizdat-collectie hoorde. Hij zou een belangrijke rol gaan spelen ten bate van de Stichting, zowel bij het verwerven van nieuwe samizdat als bij het vinden van uitgevers voor vertalingen van de uitgaven van de Stichting. De derde man was ikzelf, hoogleraar Russische geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam en geboren in 1921. Ik werd president, een niet zo belangrijke post, zoals men zich misschien uit de sovjettijd zal herinneren. Mijn medewerking bleef over het algemeen beperkt tot de correctie van drukproeven van de Russische uitgaven van de Stichting.

Twee vrouwen speelden daarenboven een zeer belangrijke rol: Jozina van het Reve, de echtgenote van Karel van het Reve en in feite het vierde lid van het bestuur, en Elisabeth Fischer, die de literaire agent van de Stichting werd.

Ook na zijn terugkeer naar Nederland bleef Van het Reve langs verschillende wegen manu- scripten van Amalrik ontvangen, waaronder diens essay Haalt de Sovjetunie 1984? Het bereikte Amsterdam in juli 1969 en werd de allereerste uitgave van de Herzenstichting. Het baarde het nodige opzien in de wereld. Men was zeer verbaasd over de onafhankelijkheid van Amalriks beschouwingen over toestand en toekomst van zijn vaderland. Er waren zelfs lezers die zijn essay als een vervalsing beschouwden. Zij achtten een sovjetburger niet in staat zo over zijn land te schrijven. Die verbazing zal Amalrik zelf niet hebben verbaasd.

Wat men ook van zijn beschouwingen mocht denken, zo merkte hij in de aanhef van zijn essay op, voor sovjetologen zouden zij even interessant zijn als voor een ichtyoloog wanneer een vis zou beginnen te spreken. De interesse was inderdaad groot. Haalt de Sovjetunie 1984? werd in zeventien talen vertaald en heeft ongetwijfeld invloed gehad op de publieke opinie in het Westen.

In het decennium na 1969 heeft de Herzenstichting een achttiental publicaties van en over dissidenten uitgegeven, daaronder werk van Andrej Amalrik en van zijn vrouw Gjoezel, van Joeli Daniël, Pjotr Grigorenko. Roj Medvedev en Jevgeni Gnedin, en voorts twee verslagen van politieke processen: een over een proces in Tasjkent tegen een groep Krimtartaren die voor hun volk het recht opeisten om naar de Krim terug- te keren. Het merendeel van deze uiteenlopende publicaties verscheen in de eerste helft van de jaren zeventig. Als laatste uitgaven verschenen in 1979 twee delen Kroniek der lopende gebeurtenissen, een samizdatperiodiek die sinds 1968 in Rusland verbreid werd. Sindsdien sluimert de Stichting.

In het begin van de jaren zeventig heeft de Alexander Herzenstichting een zekere bijdrage geleverd aan de verbreiding van samizdat in het buitenland en in Rusland zelf, door middel van haar Russische uitgaven. Sindsdien is er veel gebeurd en het optreden van de Stichting lijkt alweer tot een ver verleden te behoren. De geschiedenis voltrekt zich wel in een zeer hoog tempo in onze dagen.


LIJST VAN PUBLICATIES VAN DE ALEXANDER-HERZENSTICHTING



1. Andrej Amal'rik: Prosuščestvuet li Sovetskij Sojuz do 1984 goda? 1969, 71 str.
2. Andrej Amal'rik: P'esy. 1970, 287 str.
3. Programma detnokretičeskogo dviženija Sovetskogo Sojuza. 1970, 76 str.
4. Process četyrech. Sbornik materialov po delu Galanskova, Ginzburga, Dobrovol'skogo i Laskovoj. Sostavlenie i kommentarii Pa vla Litvinova. 1971, 634 str. (Biblioteka samizdata no. 1).
5. Andrej Amal'rik: Stat'i i pis'ma. 1971, 100 str. (Biblioteka samizdata no. 2).
6. Julij Daniel': Stichi iz nevoli. 1971, 94 str. (Biblioteka samizdata no. 3).
7. Roj Medvedev: Kniga o socielističeskoj demokratii. Fond im. Gercena/Editions Grasset 1972, 402 str.
8. Političeskij dnevnik 1964-1970 (Vyp. 3,9,25,30,33,43,46, 55,63,67,72). 1972, 834 str.
9. Petr Grigorenko: Mysli Sumesšedšego. Izbrannye pis'ma i vystuplenija Petra Grigor'eviča Grigorenko. Pred. B. Cukermana. 336 str. (Biblioteka samizdata no. 4).
10. Osip Černyj: Kniga sudeb. 1974, 342 str.
11. Tat'jana Chodorovič: Istorija bolezni Leonida Pljušča. 1974, 208 str. (Biblioteka samizdata no. 5).
12. Al'manach samizdata. Nepodcensumaja mysl' v SSSR. 1974, 116 str.
13. Političeskij dnevnik 1965-1970 (Vyp. 7,28,31,48,50,54, 64,75). 1975, 864 str.
14. Gjuzel' Amal'rik: Vospominanija o moem detstve. Pis'mo iz Sibiri. 1976, 152 str.
15. Taskentskij process. Sud nad desjatju predstaviteljami krymskoteterskogo naroda (1 ijulja-4 avgusta 1969 g.). Sbornik dokumentov. 1976, 854 str.
16. Evgenij Gnedin: Katastrofa i vtoroe roždenie. Memuamye zapiski. 1977, 328 str.
17. Chronika tekuščich sobytij. Vypuski 1 -15. 1979, 635 str.
18. Chronika tckuščich sobytij. Vypuski 16-27. 1979, 624 str.






1 De boekhistorici dr. Natasja Kopaneva (Sint Petersburg) en dr. Otto S. Lankhorst (Nijmegen) waren van Russische respectievelijk Nederlandse zijde de initiatiefnemers en belangrijkste organisatoren van deze conferentie.



TSL 28

   >