Recensies en signalementen




Nikolaj Gogol, Verhalen. Vertaling en nawoord Arie van der Ent.



Nikolaj Gogol, Verhalen. Vertaling en nawoord Arie van der Ent. L.J. Veen, Amsterdam/Antwerpen 2001. 336 blz.


De bundel verhalen van Gogol, samengesteld en vertaald door Arie van der Ent heeft goede en minder goede kanten. Een goede kant, de beste eigenlijk, is dat er naast overbekende verhalen als ‘Dagboek van een gek’, ‘De neus’ en ‘De mantel’ (hier opgenomen onder de titel ‘De overjas’) verschillende teksten zijn opgenomen die nog nooit eerder in het Nederlands zijn vertaald. Het betreft enkele korte en niet veelzeggende verhalen of verhaalfragmenten, zoals ‘De vrouw’ en ‘Nachten in een villa’, maar ook het ‘Testament’ dat Gogol, bang dat hij dood zou gaan, in 1845 opstelde en, als belangrijkste, de ‘Auteursbiecht’ (1847). De twee laatste teksten zijn in de grond van de zaak geen verhalen, maar zijn wel een boeiende aanvulling op Gogols fictionele werk. Dat geldt in het bijzonder voor de ‘Auteursbiecht’, een tekst die Gogol schreef als reactie op de buitengewoon slecht ontvangen publicatie van zijn Geselecteerde passages uit correspondentie met vrienden (zie ook elders in dit nummer onder andere de artikelen van Waegemans en Weststeijn). In die Geselecteerde passages had Gogol een totaal andere toon aangeslagen dan in zijn absurde, komische en satirische verhalen en had hij zich plotseling ontpopt als een religieuze freak, die de mensen wel eens even zou vertellen hoe ze moesten leven en, erger nog, als een steunpilaar van de tsaristische autocratie. Gogol begreep niets van de commotie rond zijn boek – hij had immers alles met de beste bedoelingen gedaan – en in de ‘Auteursbiecht’ verdedigt hij zich en laat hij zien dat de opvattingen die hij in Geselecteerde passages verkondigde niet nieuw waren, maar voortvloeiden uit het streven dat hij al van jongs af aan had: dienstbaar zijn aan de mensheid. In feite was het schrijven maar toevallig gekomen en toen bleek dat hij dit goed kon had hij zich daarop gericht, zonder ook maar een moment zijn belangrijke opdracht in het leven uit het oog te verliezen. Een van de redenen waarom hij Rusland had verlaten en naar het buitenland was gegaan was dat hij van een afstand veel beter kon zien wat zich precies in Rusland afspeelde en wat de typische Russische kenmerken en karaktereigenschappen waren.

Erg overtuigend is de ‘Auteursbiecht’ niet. Wat er wel uit duidelijk wordt is dat Gogol rond 1845 als schrijver was uitgeblust en naar nieuwe wegen zocht om zijn publiek te bereiken.



Ik heb een paar keer geprobeerd te schrijven als vroeger, zoals het ging toen ik jong was, op goed geluk dus, gewoon mijn pen achterna. Maar ik kreeg geen letter op papier. Blij dat ik een beetje raak kon schrijven in mijn brieven aan vrienden en kennissen (…) stelde ik er een boek uit samen (…) Ik dacht dat ik met dit boek althans enigermate mijn langdurig stilzwijgen zou afkopen, mijn moeilijke situatie zou aanvoeren en zou uitleggen waarom ik al die tijd niet had kunnen schrijven, dat ik de aandacht zou richten op het praktische en op de zaak van het leven.


De hoon waarmee Gogol werd overladen na de publicatie van Geselecteerde passages maakte de crisissituatie waarin hij zich bevond alleen maar erger. De laatste vijf jaar van zijn leven heeft hij niets meer gepubliceerd. Uiteindelijk, in het onmachtige besef dat hij zijn verheven idee van dienstbaarheid aan de mensheid niet heeft kunnen realiseren in zijn leven, verbrandde hij vlak voor zijn dood al zijn manuscripten. Een zeldzaam tragisch einde voor een van de grote schrijvers uit de wereldliteratuur, die nooit heeft kunnen of willen inzien dat hij juist met zijn onschatbare literaire werk de mensheid een buitengewone dienst heeft bewezen.

De opname van niet eerder vertaalde teksten in Verhalen valt hogelijk te prijzen. Minder enthousiast ben ik over de vertaling. Hervertalingen van Russische negentiende-eeuwse literatuur kunnen in de meeste gevallen worden vergeleken met de vertalingen die zijn verschenen in Van Oorschots Russische Bibliotheek. Gogols verhalen en novellen zijn daarin vertaald door Hans Leerink (deel I, 1e druk 1959) en Charles B. Timmer (deel II, 1e druk 1962). Van de laatste in het bijzonder is bekend dat hij altijd veel woorden gebruikt, ‘kwistig met de peperbus strooide’, zoals Karel van het Reve het eens uitdrukte. Van der Ents vertaling, dat is de goede kant ervan, is zo’n vijftien tot twintig procent korter dan die van Timmer. ‘Breng maar weg! Ik wil hem niet meer zien!’ vertaalt Van der Ent, terwijl Timmer heeft ‘Doe met dat ding wat je wilt, maar zorg dat het me niet weer onder de ogen komt!’ Negen om achttien woorden, zo groot is het verschil natuurlijk niet overal, maar het voorbeeld is typerend voor de stijl van beide vertalers. De wat kernachtiger stijl verdient wat mij betreft de voorkeur.

Dat wil echter niet zeggen dat Van der Ent altijd beter vertaalt. Het zojuist genoemde voorbeeld komt uit het verhaal ‘De neus’. Ik haal uit het begin ervan nog twee passages aan. Van der Ent: ‘op zijn uithangbord (…) stond niets meer’; Timmer: ‘zijn uithangbord (…) vermeldt geen nadere gegevens’. Hier verdient Timmers vertaling duidelijk de voorkeur, aangezien je bij Van der Ent in eerste instantie geneigd bent de klemtoon op ‘niets’ in plaats van op ‘meer’ te leggen. Van der Ent: ‘Uit fatsoen deed Ivan Jakovlevitsj over zijn nachthemd zijn rok aan, strooide, voor de tafel gezeten, zout neer, maakte twee uien klaar, nam een mes ter hand en begon met een gewichtig gezicht het brood te snijden’. Timmer: ‘wetend hoe het hoorde trok Ivan Jakovlevitsj zijn frak over zijn hemd aan, ging aan tafel zitten, strooide wat zout op zijn bord, maakte twee uitjes schoon, nam een mes ter hand en begon met een air van gewicht brood te snijden’. Het verschil in aantal woorden (37 om 42) is hier gering en Timmer bevalt me hier veel beter. ‘Frak’ is passender dan ‘rok’, ‘strooide wat zout op zijn bord’ verre te verkiezen boven het lelijke ‘strooide zout neer’, ‘maakte twee uien klaar’ veel minder expressief dan ‘maakte twee uitjes schoon’. In nogal wat gevallen gaat de vertaling achteruit en dat kan toch niet de bedoeling zijn. Een absolute miskleun van Van der Ent is dat hij sommige (niet alle, wat eventueel nog te verdedigen zou zijn) Russische namen vernederlandst. Majoor Kovaljov, de hoofdpersoon van ‘De neus’ wordt majoor Smetsier, de ambtenaar Akaki Akakijevitsj Basjmatsjkin in ‘De mantel’ Akaki Akakijevitsj Schoen. Deze ‘vertalingen’ getuigen van weinig smaak en van weinig respect voor de lezer. Jammer dat de uitgever hem niet voor deze misstap heeft behoed.

Willem G. Weststeijn




<   

TSL 33