Elena Judkovskaja




Gedichten






Jelena Judkovskaja

Jelena Judkovskaja is geboren in Donetsk. Daar bezocht ze het Polytechnisch Instituut, vervolgens, in Moskou, het Instituut voor Literatuur. Ze schreef regelmatig voor de literaire tijdschriften Droezjba narodoven Literaturnoje obozrenijeen vertaalde met name gedichten, uit het Spaans, Oekraïens en Georgisch.

Vanaf 1990 woonde ze in Amsterdam waar ze was verbonden aan de afdeling Slavistiek van de Universiteit van Amsterdam. In 1996 verscheen in St. Petersburg haar dichtbundel Labyrint. Verder publiceerde ze - in het Russisch - de dichtbundel De kersenmaand (1999) en twee prozawerken: Aantekeningen op cassettes (1998) en Als de wolken vol zullen lopen (2003).


***

 

Zo'n hemel heb ik nog nooit gezien ...
Ik herinner me allerlei hemels
door de nauwe spleet van de deur
door het raam van de voortijlende trein,
of als ik weer naar huis ging.
De hemel was hoog en ver,
grijs als de morgenschemer
dicht als de mist,
en er stonden sterren in.
Maar nu, zo'n enorme,
zwarte - zwarte en bodemloze.
Twee kleine stappen - en ik ga er helemaal in,
zit er helemaal in vast.
In mijn haar raken planeten vol roet
en sterren stromen over mijn handen.

Zo'n hemel heb ik nog nooit gezien.
(1961)


 

***

Maar je moet lang leven
tussen waarheid en bedrog
om samen
het beloofde pad te betreden


Als je de bocht om gaat
van woning tot armzalig hol -
wie zal dan als eerste
een struik lila hei afrukken.


Maar een weg terug is er niet -
De vergelding is afgerekend.
Voor ons roken de kampvuren.
Voor ons worden de kruisen in elkaar getimmerd.


Wie zal als eerste in het donker
het stompzinnige teken weten te vermijden?
We moeten lang leven.
om het feest van de Zuivering te halen.


(1987)

 

* * *

Ik ben het schilderen verleerd ... ik kon het immers
lang geleden toen ik nog niet in staat was een pen vast te houden
of een potlood, laat staan een penseel
of toen ze niet onder handbereik waren.


Ik schilderde de lijnen in geuren en kleuren
ik schilderde ... zoals een hongerige
die zijn mond heeft volgepropt met kaf
bang is dat
hij de laatste korst er niet in krijgt.


Ik schilderde als een blinde
die weer kon zien een dag of een uur voor zijn dood
ik schilderde net zo onbevreesd
als wanneer ik in een droom
zelfverzekerd een auto bestuur
of me vrij uitdruk in het Sanskriet.


Ik schilderde verwonderd als een kind
dat zijn naveltje bekijkt
bloeiwijze van het onverklaarbare geheim van begin en einde

Ik schilderde ...
0 mijn doeken, onzichtbaar voor de wereld ...

Ik ben het schilderen verleerd toen ik het potlood pakte, de pen
en vooral het penseel.


(1988)



Vertaling Willem G. Weststeijn.




<   

TSL 40

   >