Gertruud Alleman


Aleksander Vvedenski, Oberioet


Aleksander Ivanovitsj Vvedenski werd op 6 januari 1904 in Petersburg geboren. Over zijn achtergronden is weinig bekend. Gedurende zijn gymnasiumtijd zou hij zijn eerste gedichten geschreven hebben en deze aan Blok en Goerniljov hebben opgestuurd. De eerste keer dat Vvedenski in de literaire kritiek genoemd wordt is in 1923, in een artikel van G.K. Kryzitskij in het tijdschrift Zjizn iskusstva. (‘Het leven van de kunst’) In zijn beschouwing over het futurisme ziet Kryzitski Vvedenski en Chlebnikov als de enige positieve vertegenwoordigers van deze beweging Vanaf eind 1925 begon Vvedenski samen met Daniil Charms op literaire bijeenkomsten van de futuristen op te treden (zaoemniki genaamd, naar za-oem, Chlebnikovs ‘taal achter het verstand’) De samenwerking van de twee leidde in 1926 tot het stichten van OBERIOE.(Objedinenie reallnogo iskoesstva [Vereniging van reële kunst]). In het in 1928 verschenen manifest van OBERIOE werd de volgende beginselverklaring geformuleerd:

Wij pellen het concrete object uit zijn alledaagse en literaire schillen, waardoor het eigendom van de kunst wordt. In de poëzie drukt de botsing van letterlijke betekenissen dit object met technologische nauwkeurigheid uit. U begint toch niet tegen te werpen dat dit niet hetzelfde object is dat u in het dagelijks leven gezien heeft? Kom dichterbij en betast het. Bekijk het object met naakte ogen en u ziet het voor het eerst verschoond van versleten literaire verguldsels. Blijft u soms nog volhouden dat onze objecten ‘a-reëel’ en ‘a-logisch’ zijn? Maar wie heeft gezegd dat de alledaagse logica een dwingende noodzaak is voor kunst?

Overigens wordt er in dit manifest resoluut afstand genomen van zaoem:

Zelfs nu nog worden we ‘zaoemniki’ genoemd. ( ... ) Er is geen school ons zo vijandig als zaoem. Wij zijn in hart en nieren reële en concrete mensen, wij zijn de grootste vijanden van diegenen die het woord castreren en er een machteloos en zinloos misbaksel van maken.

Er is vrij weinig bekend over de activiteiten van OBERIOE (andere leden waren onder anderen de dichters Olejnikov en Zabolotski). Er werden avonden georganiseerd, die volgens getuigenissen van toeschouwers ware gebeurtenissen waren. Men droeg voor, speelde dramatische teksten (‘Als u naar ons toekomt, vergeet dan alles wat u gewend bent in het theater te zien. U vindt misschien alles wel ongerijmd. Wij nemen een dramatische plot. Die ontwikkelt zich in het begin heel gewoon, maar dan wordt hij plotseling onderbroken door eigenaardige, duidelijk ongerijmde momenten. U staat versteld. U wilt de gebruikelijke logische wetmatigheden ontdekken die u, zo denkt u, in het echte leven ziet. Maar die zijn hier niet.’). De schilder Malevitsj steunde vanaf de oprichting de activiteiten van OBERIOE. Hij wees de jonge kunstenaars op hun taak: ‘Stop de vooruitgang.’) De Oberioeten verzetten zich niet zozeer tegen het sociaal-realisme, ze prikkelden doordat ze niets serieus namen, Tot publikaties kwam het nauwelijks, niet in de laatste plaats vanwege het critisch oog der autoriteiten. In feite zijn de twee in 1926 en 1927 in de almanak Leningradski sojoez poetov (‘Leningradse dichtersbond’) opgenomen gedichten zelfs het enige dat Aleksander Vvedenski, behalve zijn kinderverhalen, gedurende zijn leven gepubliceerd heeft. Na 9 april 1930, de dag waarop in de krant Smena ('Aflossing') een vernietigede recensie van een Oberioe-avond was verschenen (men sprak van een ‘protest tegen de dictatuur van het proletariaat’) vonden er geen verdere activiteiten van OBERIOE meer plaats. Wel bleven Daniil Charms en Aleksander Vvedenski publiceren, maar alleen nog kinderverhalen. Tussen 1928 en 1941 publiceerde Vvedenski er meer dan dertig.

Ook over Vvedenski’s dood begin jaren veertig weten we niet veel. Hij is in 1941 opgepakt en waarschijnlijk in de gevangenis gestorven. Net als Charms, die in 1942 in een Leningradse gevangenis door uithongering om het leven kwam, werd hij tussen 1930 en 1941 meerdere malen gearresteerd. Pas in 1966, na vijfentwintig jaar bijna volledige stilte rond Charms en Vvedenski (in 1956 waren beiden al gerehabiliteerd) werd op een studentenconferentie in Tartu door M. Mejlach en A. Aleksandrov op het werk van deze twee ‘vergeten’ oberioeten geattendeerd. Sindsdien zijn niet alleen in de Verenigde Staten en de Bondsrepubliek (Russischtalige) uitgaven van Charms en Vvedenski verschenen, maar ook in de Sovjetunie zelf. Vertalingen in het Nederlands zijn tot nu toe vooral van het werk van Daniil Channs gemaakt. Van de moeilijker toegankelijke, minder ‘humoristische’ maar zeker ook absurdistische teksten van Vvedenski, door zijn mede-oberioeten als ‘genie’ gezien, zijn tot nu toe alleen Kerstmis bij de Ivanovs (In: Charms, Vvedenski, Kazakov - Bam en ander proza, 1978, vertaling Charles B. Timmer) en, onlangs, ‘Scène op de zesde etage’ en ‘Koeprianov en Natasja’ (In: De Groene Bijeneter, 1990, vertaling Gertruud Alleman) in Nederlandse vertaling verschenen. De hierna volgende dramatische schetsen Een bepaald aantal gesprekken zijn representatief voor Vvedenski’s absurdistische, maar tegelijkertijd poëtische teksten.

Over Vvedenski zegt het Oberioe-manifest:

A. Vvedenski ( ... ) gooit een object aan stukken, maar hierdoor verliest het object niet zijn concreetheid. Vvedenski gooit een handeling in brokken maar de handeling verliest niet zijn creatieve wetmatigheid. In geval van ontcijfering zou het resultaat de schijn van onzin zijn. Waarom de schijn? Omdat het zaoem-woord pas duidelijke onzin is, en dat vind je niet in het werk van Vvedenski. Men moet nieuwsgieriger zijn en niet te lui om de botsing van de woordbetekenissen nauwkeuriger te bekijken. Poëzie is geen griesmeel dat zonder kauwen geslikt wordt en onmiddellijk weer vergeten.




TSL 8

>