Aleksander Gribojedev



VERDRIET DOOR VERSTAND
Komedie in verzen in vier bedrijven





Illustratie uit 1913
Bron

PERSONAGES:

PÁVEL AFANÁSJEVITSJ FÁMOESOV, hoofd van een overheidsinstelling
SOFIA (SÓFJA) PÁVLOVNA, zijn dochter
LIZA, dienster
ALEKSÉJ STEPÁNOVITSJ MOLTSJÁLIN, secretaris van Famoesov, woont in diens huis
ALEKSANDER ANDRÉJEVITSJ TSJÁTSKI
KOLONEL SERGÉJ SERGÉJEVITSJ SKALOZÓEB
NATÁLJA DMÍTRIJEVNA GÓRITSJ, een jonge dame
PLATÓN MICHÁJLOVITSJ GÓRITSJ, haar man
VORST EN VORSTIN TOEGOÖÉCHOVSKI en hun zes dochters
OUDE VORSTIN CHRJÓEMINA
JONGE VORSTIN CHRJÓEMINA (haar kleindochter)
ANTÓN ANTÓNOVITSJ ZAGORÉTSKI
DE OUDE CHLJÓSTOV A, schoonzuster van Famoesov
DE HEER N.
DE HEER D.
REPETÍLOV
PETRÓESJKA en enige dienaren met tekst

Bij het vertrek van het feest een menigte gasten van allerlei pluimage met hun lakeien.
Bedienden van Famoesov.



De handeling speelt zich af in het huis van Famoesov

SOFIA

(tegen Tsjatski) Waar bent u toch zo boos om?

TSJATSKI


Het mag geen naam hebben: ik zag daarnet, hiernaast,
Een Fransman uit Bordeaux zich heel gewichtig voordoen:
Met om zich heen een hele volksraad
Vertelde hij: toen hij vertrok
Naar Rusland - de barbaren - verging hij van de angst;
Maar hier bleek aan de vriendelijkheid geen eind te komen;
Geen mens sprak Russisch, niemand zag er Russisch uit,
Hij voelde zich als in zijn vaderland, bij vrienden,
In de provincie. Tja. En kijk eens, op zo'n feest
Moet-ie zich net een tsaartje voelen; want de dames,
Die praten Frans met hem, en dragen Franse kleren,
Da's leuk voor hem, maar niet voor ons.
En toen hij ophield, was het: Ach!
- Gekreun, gesteun van alle kanten: -
Ach, Frankrijk is het mooiste land ter wereld'
Die twee vorstinnetjes, twee zusjes, vonden dat.
Braaf zeiden ze het lesje op dat ze altijd horen.
'O Heer, verlos ons van vorstinnetjes!'
Sprak ik een schietgebedje uit,
Heel nederig, maar wel hardop,
En smeekte om Gods toorn voor die onfrisse geest
Van slaafse, ijdele en blinde imitatie;
Dat Hij een vonk zou slaan in iemand met een ziel,
Die open spreken zou, een voorbeeld was,
En die ons afhield, als een strak beteugeld paard,
Van miezerig gedweep met wat van elders komt.
Een ouderwetse patriot? Mij best.
Voor mij gaat het ons Noorden honderd keren slechter
Sinds het zichzelf verloochend heeft voor al wat nieuw is:
Z'n zeden weg z'n taal, z'n heilige verleden;
Wat dragen we in plaats van statige kledij?
Geen kleren meer, maar zotternij:
Een staart van achteren, van voren een raar gat,
Niet over nagedacht, en slecht voor de gezondheid;
Je kunt je niet bewegen, niemand staat het ...
En dan nog zo'n bespottelijke grijs geschoren kin!
Beperkt als onze jas, ons haar, zijn onze geesten! ..
Ach! als we dan perse wat moeten overnemen,
Dan zou wel iets van de Chinezen zijn te leren:
Hun wijze onbekendheid met het buitenland;
Wanneer verwerpen wij dat vreemde juk, die modes,
En zal ons nuchter en verstandig volk
Niet langer ons om onze taal voor Duitsers houden?
'Hoe kan je Europese dingen vergelijken
Met eigen Russische, dat gaat toch niet?
Hoe wil je nou madame en mademoiselle vertalen?
Toch niet soedárynja!' zei iemand laatst verhit.
En stel je voor, de gasten barstten
In lachen uit om wat ik zei.
'Soedarynja! Ha! ha! ha! ha! geweldig!
Soedarynja! Ha! ha! ha! ha! afschuwelijk!'
Ik werd er boos om, vloekte
Inwendig, en bedacht een donderend antwoord.
Maar zie - ze waren alweer weg.
Zo ging dat dus met mij, en heus niet voor het eerst,
In Moskou en Sint Petersburg, en in heel Rusland
Hoef je, als je tenminste uit Bordeaux komt,
Maar wat te zeggen, en je bent verzekerd
Van sympathie van de vorstinnetjes.
In Petersburg, en ook in Moskou,
Moet je het niet proberen om geen vriend te zijn
Van buitenlands en modieus gebabbel,
En heb je vijf of zes verstandige ideeën
En durf je die dan openlijk te spuien, nou,
Dan zul je zien ...

(Kijkt om zich heen, allen walsen met ijverige overgave rond. De oudjes hebben zich naar de kaarttafels begeven)

Einde van het derde bedrijf



VIERDE BEDRIJF



Het paradeportaal van Famoesovs huis; naar de eerste verdieping1 leidt een grote trap, waarop meerdere kleinere uitkomen vanaf de entresol; beneden rechts (voor de personages) de deur naar het bordes en de portiersloge; links gelijkvloers de kamer van Moltsjalin.

Nacht. Zwakke verlichting. Enkele lakeien zijn druk bezig, andere slapen in afwachting van hun meesters.



scene 1



Oude gravin, jonge gravin, voor hen uit een lakei.

LAKEI

De koets van gravin Chrjoernina!

JONGE GRAVIN (terwijl men haar in haar bontmantel helpt)

Fijn bal zeg! Famoesov heeft wél een neus voor gasten!
Net monsters uit de onderwereld,
Niet één verstandig woord, en niemand om te dansen.

OUDE GRAVIN

Main liefling, gaan we, ja? Ik fall daar nog bai nieder,
Ooit rait ik van zo'n Bali nog rechtstreeks naar main Grab.

(Beiden vertrekken)



SCENE 2



Platon Michajlovitsj en Natalja Dmitrijevna. Een lakei is druk met hen in de weer,
een ander roept naar buiten:


ANDERE LAKEI

De koets van Goritsj voor!

NATALJA DMITRIJEVA

Mijn engel, duifje toch,
Ach schattebout, wat zit mijn kereltje te treuren?
(Kust haar man op zijn voorhoofd)
Geef toe, het was gezellig bij de Famoesovjes.

PLATON MICHAJLOVITSJ

Natasja, vrouwtjelief, ik val in slaap op bals, Ik heb er gruwelijk het land aan,
Maar ik gehoorzaam: plichtsgetrouw
Draai ik mijn dienst na middernacht.
Voor jóuw plezier, 't is triest maar waar,
Hops ik nog - op commando - mee.

NATALJA DMITRIJEVA

Je stelt je aan, en niet met veel succes,
Maar ga je gang, als je een ouwe man wil lijken.

(Gaat samen met de lakei af)

PLATON MICHAJLOVITSJ (laconiek)

Het ligt niet aan de bals, het ligt aan dat je móet;
Maar ja, van wie moest je dan ook ooit trouwen?
't Is kennelijk het lot, voor sommigen ...

LAKEI (vanaf het bordes)

Mevrouw zit in de koets, en maant vertoornd tot spoed.

PLATON MICHAJLOVITSJ (met een zucht)

Jaja, ik kom, al goed.

(Vertrekt)



SCENE 3



Tsjatski en zijn lakei, voor hem uit

TSJATSKI

Mijn koets, en laten ze zich haasten.

(De lakei af)

Zo gaat de dag voorbij, en weg
Zijn alle droombeelden, vervlogen
De walm, de rook die heel mijn ziel vervulde.2
Maar ja, wat dacht ik hier te vinden dan?
Waar is die charme van het weerzien, échte vreugde?
Wat blij gekir; omhelzingen - het mocht wat!
't Is net als in je koets, op reis:
Onoverzienbaar zijn de vlaktes, niks omhanden,
Maar in de verte lonkt er iets:
Iets lichts, iets blauws, en steeds weer anders;
Je rijdt een uur, of twee, een dag, dan - eindelijk,
Daar stuif je binnen: rust. En slapen. Kijk je rond:
Dezelfde vlakke steppes, steeds die dode leegte;
Wat onuitstaanbaar saai is alles welbeschouwd.
(De lakei komt terug)
En? Gaan we?

LAKEI

De koetsier is even niet te vinden.

TSJATSKI

Nou, zoek hem dan; ik blijf hier echt niet slapen.

(De lakei gaat weer af)



SCENE 4



Tsjatski, Repetilov (snelt naar binnen vanaf het bordes; net binnen valt hij in volle vaart en krabbelt haastig weer op)


REPETILOV

Oei! Wat een smak. Ach, lieve God!
Zie ik dat goed? Een kennis! Hoe kom jij nou hier?
Mijn beste vriend! Dierbare vriend! Mon cher!
Ik heb zo vaak het liedje horen zingen
Dat ik een leeghoofd ben, en dom, en bijgelovig,
Dat ik geloof in voorgevoelens en in tekens!
Nou, leg jij dit dan maar eens uit:
Ik vóelde het, ik haast me hierheen,
En hop, ik haak achter de drempel,
En languit lig ik op de vloer.
Ze mogen lachen wat ze willen:
'Die Repetilov liegt, die zwetst maar wat,'
Maar, vriend, ik voel voor jou, het is een soort van ziekte,
Een soort van liefde, hartstocht, echt,
Mijn ziel en zaligheid durf ik er op te zetten,
Een vriend als ik die vind je nergens op de wereld,
Zo'n trouw! Ja, ik verlies nog liever
Mijn vrouw en lieve kindertjes;
Laat iedereen me maar verlaten,
Al ging ik hier ter plekke dood,
En trof de toorn des Heren ...

TSJATSKI

Ach, doe toch niet zo idioot.

REPETILOV

Je mag me niet - dat ligt ook voor de hand:
Met anderen doe ik wel flink en vrolijk,
Maar tegenover jou word ik timide,
Een jammerlijke dwaas, een domkop en een zot.

TSJATSKI

Bizar, jezelf zo te vernederen!

REPETILOV

Ja, scheld maar, zelf vervloek ik mijn geboorte
Wanneer ik eraan denk hoe ik m'n tijd verpruts!
Hoe laat is 't eigenlijk?

TSJATSKI

De hoogste tijd om in je bed te kruipen.
Of kwam je voor het bal?
Nou, dat is afgelopen.

REPETILOV

Ach wat, zo'n bal! Daar zitje tot het ochtendkrieken
Gekluisterd in conventies waar je nooit van los komt.
Heb jij dat ene boek gelezen ...

TSJATSKI

Jij zeker wél? Ik vraag het me sterk af,
Jij heet toch Repetilov?

REPETILOV

Noem me maar vandaal:
Die naam heb ik verdiend.
In waardeloze lui heb ik geloofd!
Mijn hele leven tuk op bals en op dineetjes!
Verwaarloosde m'n kinderen, bedroog m'n vrouw!
Ik speelde kaart! verloor! kwam onder curatele!
Ik onderhield een danseres! Wat zeg ik?
Drie tegelijk!
Ik dronk me suf! ging negen nachten niet naar bed!
Verloochende de wet! 't geweten! het geloof!

TSJATSKI

Zeg, dat je liegt - mij best; maar graag met mate;
Dit was genoeg - m'n hoofd loopt er van om.

REPETILOV

Feliciteer me maar, ik ken nu mensen,
Die zijn toch knap! Ik fuif niet meer de hele nacht.

TSJATSKI

En nu bijvoorbeeld?

REPETILOV

Och, da's één nacht, dat telt niet.
Vraag liever waar ik was.

TSJATSKI

Dat kan ik zelf wel raden.
De Club?

REPETILOV

De Engelse. Ik zal je wél bekennen:
Het ging er roerig toe.
Maar hou het voor je, ja? Ik zou erover zwijgen;
We hebben een genootschap. Zitting is besloten ...
Op donderdag. Een zeer geheime bond.

TSJATSKI

Ach kerel, wat een schrik!
Zo! In de Club?

REPETILOV

Precies.

TSJATSKI

Zó zal dat niet lang duren:
Straks krijgt-ie ervan langs, je bond met z'n geheimen.


REPETILOV

Niks om je bang te maken:
We praten luid hardop, want niemand snapt het tóch.
Zo'n ruzie over Parlementen, rechtbank-jury's,
Of Byron; nou ja: zaken van gewicht,
Daar luister ik vaak naar, en doe mijn mond niet open,
Maar 'kweet er, eerlijk waar, geen touw aan vast te knopen.
Ach, Alexandre ! Als jij daar toch eens bij kon wezen;
Mijn beste, luister, doe mij een plezier;
Ga met me mee, we gaan tóch net vertrekken,
En wat een mensen zul je daar
Ontmoeten!! ... Echt, heel anders dan ikzelf,
Een mensen! Heus, het puikje van de fine fleur!

TSJATSKI

Ze kunnen me gestolen worden, net als jij, Wat moet ik daar? om middernacht? Naar bed wil ik.

REPETILOV

Ach man, wie slaapt er tegenwoordig nou? Schei uit, en Ga mee naar ons! want wij ... wij nemen straks besluiten; En ons dozijn verhitte koppen Schreeuwt, als het moet, voor honderd bij elkaar.

TSJATSKI

En waarom maken jullie dan zo'n drukte?

REPETILOV

Wij roeren ons, mijn beste.

TSJATSKI

Je roert je? Is dat alles?

REPETILOV

Het is hier niet de plek, en het moment, voor uitleg;
Maar 't is een zaak van staatsbelang:
De tijd is nog niet rijp, begrijp je,
Het gaat niet zómaar!
Maar wát een lui! mon cher! Neem nou, om te beginnen,
Als eerste voorbeeld vorst Grigori !
Unieke kerel! Excentriek! je !achtje dood!
Gaat altijd om met Britten, hij gedraagt zich Engels,
En praat ook net als zij zo door zijn tanden.
En draagt zijn haar ook kort - staat heel ordentelijk.
Je kent hem niet? Dan moetje 'rn leren kennen.
Dan hebben we nog Jevdokfm Vorkóelov,
Die moetje's horen zingen! Enig!
Nee kerel, echt, hij heeft één lied,
Dat is speciaal zijn favoriet:
'Ah!, non lasciar mi, no, no, no'3
Dan zijn er verder nog twee broers:
Levón en Borinka, fantastisch leuke jongens!
Je weet gewoonweg niks te zeggen;
Maar als je nou een echt genie wil zien:
Oedóesjev ! Hyppoliet Markélytsj ! ! !
Heb jij ooit wel eens wat van hem
Gelezen? Kleine dingetjes misschien?
Dat moetje lezen, man, maar ja, hij schrijft niks ...
Dat soort moest een pak rammel krijgen
En dan bij elke klap: 'Hup, schrijven, schrijven, schrijven!'
Wel vind je van zijn hand, in tijdschriften verspreid
'Een Mening', 'Een Fragment', en iets dat 'Iets' heet.
Waar gaat 'Iets' ook weer over? - Over alles.
Hij weet ook alles; wij bewaren hem voor later.
Maar aan ons hoofd staat eentje - dies uniek in Rusland!
Ik noem hem niet, je kent hem zó wel, hoor maar:4
Een rover 's nachts, een duellist.
Werd in verbanning op Kamtsjatka Aleoet;
Drukt vaak wat achterover,
Maar een verstandig mens móet wel bedriegen;
En als hij over nobele intenties praat,
Dan lijkt hij wel bezeten:
Hij gloeit, zijn ogen schieten vuur,
Hij huilt, en wij doen met hem mee.
Nou, zulke mensen dus; die vind je nergens anders.
Bij hun ben ik natuurlijk maar een kleine jongen.
Ik blijf een beetje achter, ik ben schandelijk lui!
Maar toch kan ik, als ik mijn geest flink inspan,
Ervoor ga zitten, in minder dan een uur
Opeens, per ongeluk, een woordspeling bedenken.
Daar haken dan de anderen aan vast,
En flanzen met zijn zessen zó een vaudeville,
Zes anderen bedenken daar muziek bij,
De rest zorgt voor applaus in het theater.
Ja, lach maar, ik vermaak me prima:
Ik heb van God geen cent talent gekregen.
Maar een goed hart, dat wel - en dat waarderen velen,
En mijn geleuter wordt me graag vergeven.

LAKEI (bij de oprijlaan)

De koets van Skalozoeb!

REPETILOV

Van wie?



SCENE 5



De vorigen en Skalozoeb, die de trap afkomt

REPETILOV (loopt op hem toe)

Ah! Skalozoeb, mijn beste, stop!
Waar gaat dat heen, kom, laat ik je omhelzen.
(Smoort hem in zijn omhelzing)

TSJATSKI

Hoe kom ik van ze af? Waarheen?

(Gaat de portiersloge binnen)

REPETILOV (tegen Skalozoeb)

Lang niks meer over jou gehoord;
Ze zeiden dat je naar je regiment gegaan was.
Zeg, ken je Tsjatski ... ?
(Zoekt met zijn ogen Tsjatski)
Zo'n stijfkop! Weg is hij!
Nou, geeft niet, eigenlijk zocht ik jou;
Ga met me mee, man, nu direct, en zonder dralen,
Bij vorst Grigori is een hele meute
Wel veertig van ons bij elkaar,
Poe, jongen! da's een hoop verstand!
De hele nacht gesprekken - interessant!
Punt een: je krijgt champagne tot je niet meer op kunt,
Punt twee: je leert daar dingen,
Die jij en ik allicht niet eens kunnen bedenken.


SKALOZOEB

Nee, liever niet. Ik loop niet warm voor die geleerdheid,
Vraag maar een ander, dan stuur ik
Wel even een sergeant naar vorst Grigori;
Die zal in plaats van die Voltaire dan
Je clubje wel eens leren exerceren;
Eén kik maar -- en hij heeft je zó weer koest.

REPETILOV

De eeuwige soldaat! Mon cher, kijk eens naar mij:
Had ik niet altijd pech, dan was ik ook iets hoogs;
Misschien wel hoger nog dan wie dan ook.
Toen ik in burgerdienst was, wou
Baron von Klotz minister worden,
En ik
Zijn schoonzoon. Nou,
Ik ging er zonder dralen recht op af,
En speelde kaart met hem, expres om te verliezen,
En met zijn vrouw, bij God, wat een bedragen
Verloor ik aan ze, hem en haar.
Hij had een huis aan de Fontanka5 nou, ik liet
Daarnaast er ook een bouwen: groot! met zuilen! duur!
Toen trouwde ik uiteindelijk zijn dochter,
Wat bleek? De bruidsschat was niks waard, geen baantje, niets.
Daar ga je met je Duitse schoonpapa!
Hij was, begrijp je, bang verwijten
Te krijgen dat-ie z'n familie voortrok.
Vervloekte angsthaas, wat had ik daaraan?
Zijn klerken waren schurken stuk voor stuk, omkoopbaar
Rapalje, schrijvend vee;
Maar wel van adel tegenwoordig, Sla er de almanak6 maar eens op na.
Poepoe! Civiele rangen, lintjes - ijdelheid!
Heel mooi zei Alekséj Lachmótjev7
Dat hier een radicaal geneesmiddel vereist is,
Want dat je maag het anders niet verteert.

(Valt stil als hij ziet dat Skalozoeb, die ondertussen vertrokken is, plaats heeft gemaakt voor Zagoretski)



SCENE 6



Repetilov; Zagoretski

ZAGORETSKI

Weest U zo goed, ga door, ik zal oprecht bekennen,
Ik ben, precies als U, ontzettend liberaal!
En heb, omdat ik open mijn opinie uitdraag
Geweldig moeten lijden! ..

REPETILOV (geërgerd)

Ze smeren hem zonder een woord te zeggen,
De een is nog niet weg, dan staat er al een ander.
Eerst verdween Tsjatski zomaar, nou weer Skalozoeb.

ZAGORETSKI

Wat denkt U nou van Tsjatski?

REPETILOV

0, die is schrander,
Ik kwam hem tegen net, we babbelden zo wat,
Het werd een serieus gesprek - ging over vaudeville;
Tja, vaudeville, dát is iets - en de rest is niks,
Wij zijn ... hij had ... hij dacht er ook zo over.

ZAGORETSKI

U heeft toch wel gemerkt dat hij
Nogal gestoord is?

REPETILOV

Ach, kom nou, wat een onzin!

ZAGORETSKI

Dat vindt toch iedereen.

REPETILOV

Geklets.

ZAGORETSKI

Vraagt U maar na.

REPETILOV

Verzinsels.

ZAGORETSKI

Daar heb je net vorst Pjotr Iljitsj,
En ook zijn vrouw en dochters.

REPETILOV

Kul.



SCENE 7



Repetilov, Zagoretski, vorst en vorstin met hun zes dochters; even later komt Chljostova de paradetrap af; Moltsjalin ondersteunt haar aan de arm. Lakeien druk bezig.


ZAGORETSKI

Vorstin, weest U zo goed, wat vindt U,
Is Tsjatski malende of niet?

EERSTE JONGE VORSTIN

Wie zou dat nou ontkennen?

TWEEDE JONGE VORSTIN

Dat weet de hele wereld toch?

DERDE JONGE VORSTIN

Zoals de Chvórovs, de Drjanskójs, Skatsjóvs, Varljánski's ...

VIERDE JONGE VORSTIN

Oud nieuws! Wie weet dat nou nog niet?

VIJFDE JONGE VORSTIN

Wie twijfelt daar nou aan?

ZAGORETSKI

Nou, hij, bijvoorbeeld ...

ZESDE JONGE VORSTIN

U?

ALLEN TEGELIJK

M'sieur Repetilov, U! M'sieur Repetilov, toe nou!
Hoe kunt U! Dat vindt iedereen!
U bent belachelijk! Hoezo?

REPETILOV (houdt zijn oren dicht)

Vergeef me, wist ik veel dat iedereen het weet.

VORSTIN

Welzeker iedereen! Met hem moetje niet praten,
Hij hoort al lang achter de tralies,
Hij doet alsof hij meer verstand
Dan iedereen heeft, zelfs vorst Pjotr!
't Is volgens mij gewoon een Jacobijn,
Die Tsjatski! ! ... Kom, we gaan. Vorst, jij neemt in je koets
Zizi en Kátinka, en wij gaan met de grote.

CHLOJOSTOVA (vanaf de trap)

Vorstin, Uw speelschuld, weet U nog.

VORSTIN

Houdt U tegoed, mevrouw.

ALLEN (tegen elkaar)

Tot ziens dan maar.

(De vorstenfamilie vertrekt, evenals Zagoretski)

Vertaling LITKOM
(Otto Boele, Wendelmoet Boersema, Sander Brouwer, Sander van Dam, Mirjam van Dijk, Maaike Hooghoudt, Rick Potma en Ellen Rutten, eindredactie Sander Brouwer.)






1 In aristocratische huizen bevond zich op de eerste verdieping het woon- en ontvangstgedeelte, op de begane grond kamers voor de bedienden, de keuken et cetera (die uitkwamen op het centrale portaal/vestibule, met staatsietrap naar de eerste verdieping).
2 Het Russische woord voor walm is 'tsjad'. In een manuscript wordt Tsjatski ook wel gespeld als Tsjadski. Dat (naast andere elementen) heeft sommige commentatoren aanleiding gegeven om als prototype van Tsjatski de bekende dandy en cultuurfilosoof Pjotr Tsjaädajev (ook wel gespeld als Tsjadajev, bijvoorbeeld door Poesjkin in Jevgeni Onegin) aan te wijzen. De 'rook' in Tsjatski's hoofd verwijst ook naar een eerdere passage met een citaat uit Derzjavin: 'Zelfs de rook van het vaderland is ons zoet en aangenaam' (het beeld gaat terug tot Homerus en Ovidius, en wordt later in de negentiende eeuw opgepakt door Toergenjev in zijn roman Rook). Allerlei plaatsen waarop vuur, rook en brand (ook reminiscenties aan de brand van Moskou van 1812) een rol spelen vormen een hele Jaag van motieven in het stuk.
3 Aria van Dido uit B. Galuppi's opera Didona abbandonata, voor het eerst opgevoerd in St.Petersburg in 1766.
4 Hier volgt een beschrijving van Fjodor Ivanovitsj Tolstoj ( 1782-1846), bijgenaamd 'de Amerikaan'. Hij was een berucht rokkenjager, duellist (heeft in totaal elf mensen bij een duel gedood) en kaartspeler, waarbij hij het valsspelen niet schuwde. Hij diende gedeeltelijk Poesjkin als voorbeeld voor Silvio in Het schot en voor Zaretski in Jevgenij Onegin (hoofdstuk 6). In 1803 ging hij met de eerste Russische expeditie rond de wereld van admiraal Kroezensjtern mee, maar hij werd wegens wangedrag op Kamtsjatka van boord gezet, samen met zijn vrouwtjes-orang-oetang (over haar gaan de wildste geruchten: hij zou haar hebben opgegeten op Kamtsjatka en ze zou zelfs zijn minnares zijn geweest). Dat hij in de Russische bezittingen in Amerika zou zijn geweest, waaraan hij zijn bijnaam dankt, en op de Aleoeten, zoals de tekst suggereert, is onjuist. Er is een verbetering van zijn hand in een manuscript van Verdriet door verstand bekend, waarin hij de woorden 'in verbanning op Kamtsjatka' heeft vervangen door 'de duivel voerde hem naar Kamtsjatka'; en de regel 'Drukt vaak wat achterover' door 'Speelt hevig vals met kaarten' ('dat men niet zou denken dat hij snuifdozen van tafel meepikt').
5 Een kanaal in St.Petersburg.
6 De 'almanak' bevatte o.a. informatie over wie er op de verschillende regeringsdepartementen werkte.
7 Een 'sprekende' naam voor een lid van een verarmde adelsfamilie die neerziet op de nieuwe aristocratie: betekent zoiets als 'in vodden gekleed'.



<   

TSL 28

   >