Nina Smeets-Sirakova



Nieuwe Bulgaarse literatuurgeschiedenis




In het begin van het studiejaar '90-'91 verscheen bij de uitgeverij van BAN (Bulgaarse Academie van Wetenschappen) de lang verwachte 'Geschiedenis van de Bulgaarse literatuur (1878- 1944)'. De auteur, Svetlozar Igov, is in 1945 geboren, studeerde Slavische filologie aan de Universiteit van Sofia en hield zich daarna in Belgrado en Zagreb enige tijd bezig met Zuidslavische literatuur. Hij werkt bij de Bulgaarse Academie van Wetenschappen en doceert Slavische literaturen aan de Universiteit van Plovdiv. Hij heeft een grote verdienste als literair criticus en vertaler.

Het nu uitgekomen boek is een deel van een groter werk over de hele Bulgaarse literatuur. Dit boek gaat over de meest representatieve periode uit de Bulgaarse literatuurgeschiedenis, waarin grote klassieke werken werden geschreven. Volgens iedereen bestaat er allang een grote behoefte aan zo'n literatuurgeschiedenis, geschreven door één auteur met één visie en bestemd voor een groot lezerspubliek. Het boek ziet nu het licht in een tijd van belangrijke veranderingen (ook van algemene waarden en normen) waarin het Bulgaarse literaire erfgoed vanuit verschillende standpunten bestudeerd kan worden.

In het begin van de jaren zeventig ontstond in Bulgarije het plan om een meerdelige geschiedenis van de Bulgaarse literatuur uit te geven, geschreven door diverse auteurs. Tot nu toe is het niet gelukt om dit plan te realiseren. Igov heeft zijn boek ook in die tijd geschreven. Hij zegt daarover: 'Ik ben één van de leden van de groep letterkundigen die de meerdelige serie over de literatuurgeschiedenis zou schrijven. Dat zijn allemaal goede en hardwerkende wetenschappers en toch is er geen resultaat geboekt.

Zo is het ook gegaan met alle collectieve constructies van het totalitaire systeem. Ik heb mijn werk niet in verband gebracht met die meerdelige serie. Mijn boek is niet bedoeld als een concurrerend alternatief. Ik wilde een korte populaire literatuurgeschiedenis, zoals er periodiek over elke nationale literatuur verschijnt. Dergelijke boeken zijn er ook over de Bulgaarse literatuur door buitenlanders geschreven, en hoewel ze later geschreven zijn, zijn ze eerder gepubliceerd dan de mijne.' Het volgende is gebaseerd op twee interviews uit twee kranten.1

'Het schrijven van een nationale literatuurgeschiedenis is niet te beschouwen als een vorm van zelfstandig onderzoek, maar is een synthese van al eerder uitgevoerde of reeds tot stand gebrachte studies. De waarde van zo'n literatuurgeschiedenis ligt niet in het ontdekken van nieuwe fenomenen, auteurs en werken, maar in de ordening en het doordenken daarvan volgens één opvatting, en in het scheppen van een nieuwe visie over het literair-historisch proces. In die zin kan geen enkel, zelfs het best gesynchroniseerde collectief de individuele blik van één auteur vervangen. Die kan het beste een eenheid maken van de verzamelde onderzoeksresultaten van de diverse literatuurhistorici.

In ieder geval had ik geen bijzondere methodologische ambities met mijn opzet. Ik heb me gehouden aan sommige, demeest algemene, traditionele schema's voor de periodisering van de Bulgaarse literatuur. Ik gebruik deze schema's bij de compositie van mijn werk, maar beschouw ze niet als van essentieel belang voor de inhoud. De literatuur van de jaren tachtig en negentig uit de vorige eeuw toont geen grote verschillen in haar poëtica met die van de jaren zeventig, hoewel de Bevrijding in 1878 de thematiek verrijkte. Daarentegen wordt de grens tussen de negentiende en twintigste eeuw niet gemarkeerd door een duidelijke historische mijlpaal, maar toch is er juist op dat moment sprake van een grote verandering in de Bulgaarse literaire ontwikkeling. Ik vind dat literair tijdperken niet moeten worden bepaald door hun relatieve en vage grenzen maar door hun hoogtepunten, door de centra die we moeten opvatten als typologische kernen.

Een belangrijker criterium voor periodisering was voor mij de dominantie van verschillende genrevormen. Een principe dat door mij voor het eerst, denk ik, consequent toegepast is bij het schrijven van een Bulgaarse literatuurgeschiedenis. De drie macroperioden worden gekarakteriseerd door: de dominantie van de prozagenres en van het objectieve epische beginsel tot het eind van de vorige eeuw, de overgang naar de dominantie van de lyrische genres en van het subjectief lyrische beginsel in het eerste kwart van deze eeuw, en het relatieve evenwicht tussen de proza- en poëziegenres in de periode tussen de twee wereldoorlogen met de nadruk op een lyrische opleving in het begin van de periode en een epische stabilisering in de jaren dertig. In het hele tijdvak is er sprake van een sterke vermenging van de verschillende genres ("lyrisatie" van proza, "prozaisatie" en "barbarisering" van de poëzie). Bovendien, denk ik, heb ik als enige bij de beschrijving van de Bulgaarse literatuurgeschiedenis de Jungiaanse begrippen "introvert" en "extrovert" (wat typen betreft) gebruikt als literair-historisch hulpmiddel. De wisseling van genredominanties is tot op zekere hoogte ook een wisseling van een introverte en van een extroverte visie op kunst.

Een belangrijke kwestie is het literair-historische denken. Ik accepteer in grote lijnen de opvatting dat de literatuur een uiting en weerspiegeling van het nationale lot is, dat de culturele processen gedetermineerd worden door de maatschappelijk-historische. Maar ik betwist de vulgair sociologische opvatting dat de literatuur een illustratie van de geschiedenis is. De marxistische literatuurwetenschap vond dat de geschiedenis een ononderbroken opgang naar de socialistische toekomst vormt. Deze verkeerde opvatting leidde tot een onterechte splitsing van het nationale literaire proces (wat geen grote ramp zou zijn als het geen waardeoordeel had ingehouden), tot een misplaatste hoge waardering van de revolutionair (en socialistisch) geengageerde literatuur en tot een onjuiste onderwaardering van de hele niet-socialistische literatuur.

In mijn werk heb ik geprobeerd het nationale literaire proces als een geheel te behandelen en in dit proces de plaats van de revolutionaire (en socialistische) literatuur te bepalen. Ik heb gepoogd nieuwe waarde-accenten te leggen op basis van nationale criteria voor de hele kunst en op basis van nationale literairhistorische criteria. Als eerste heb ik in de literatuurgeschiedenis na 19442 een grote literair-historische waardering uitgesproken voor de Bulgaarse modernisten, die ik voor het eerst plaats in een microliteraire periodisering: de kring "Misäl", de symbolisten en de avantgarde van de jaren twintig. Ik ben tegen de valse verdeling van de literatuur in twee soorten literatuur, waarvan de ene hoger wordt geplaatst dan de andere. Ik zie de lijn Botev - Smirnenski - Vaptsarov niet als de juiste en opgaande lijn, maar ik beschouw deze auteurs in het licht van hun reële bijdrage aan de ontwikkeling van het Bulgaarse literaire proces. Dat wil zeggen dat ik Smirnenski bespreek als één van de pioniers van de urbane literatuur en dat ik zijn oeuvre lees als synthese van de uitdrukkingsverworvenheden van het symbolisme. Vaptsarov waardeer ik in verband met zijn bijdragen aan demoderne poëtica en om de humanitaire waarde van zijn poëzie.

Ik heb het werk van de Bulgaarse klassieke schrijvers qua interpretatie ook vanuit een nieuwe invalshoek bekeken en geprobeerd nieuwe dingen erin te ontdekken in relatie tot hun plaats in het literair-historische proces. Ik gebruik in mijn visie veel waardeoordelen en meningen van tot voor kort veronachtzaamde critici. In sommige gevallen geefik een nieuwe uitleg van auteurs, werken en literaire fenomenen. Ook hier heb ik mijn idee uitgewerkt dat bij Debeljanov en andere Bulgaarse symbolisten filosofische en psychologische vooruitwijzingen zijn te vinden naar onder andere het Europese modernisme en existentialisme. In mijn interpretaties komen op veel plaatsen categorieën en begrippen uit een reeks filosofische stromingen voor, van de psychoanalyse tot het existentialisme, van een serie literatuurtheoretische scholen, van de stijlleer van Leo Spitzer tot het Russisch Formalisme en Angelsaksische New Criticism. Maar omdat de literatuurgeschiedenis als een synthetisch genre, als populair werk is bedoeld en aan eigen genre- en stijleisen moet voldoen, wilde ik niet koketteren met een pretentieuze wetenschappelijke terminologie, maar heb ik gestreefd naar het schrijven van een boeiend en toegankelijk boek voor een breed publiek.

Hoewel een wetenschappelijk werk zich als objectief wil voordoen, is dat het resultaat van het individuele denken en is het altijd enigszins subjectief. Ik heb niet geprobeerd mijn voorkeur voor bepaalde auteurs te verbergen. Behalve voor Botev, Vazov en Javorov, die de coördinaten van hoogte, breedte en diepte van de Bulgaarse literatuur vormen, koester ik ook een bijzondere waardering voor Pentsjo Slavejkov, Nikolaj Liliev en Jordan Jovkov, die het meest mijn ideaal van een schrijver met een creatieve missie benaderen. Mijn grote belangstelling voor Smirnenski en Vaptsarov komt voort uit, aan de ene kant, mijn streven hen te bevrijden van de vulgariserende normen opgelegd door de literatuurwetenschap, die in dienst stond van het totalitaire onderwijssysteem, en aan de andere kant doormijn opzet omop de humanitaire kant en literaire waarde van hun werk te wijzen.

Ik heb ook mijn afkeer van sommige auteurs niet onder stoelen of banken gestoken, maar hen daarom niet literair-historisch onderschat. Ik heb mijn bewondering en afkeer als een zuiver verhalend procédé toegepast, omdat ik de monotone vertelwijze die voor academische kwaliteit doorgaat, altijd vreselijk heb gevonden.

Mijn literatuurgeschiedenis werd tien jaar lang niet uitgegeven. Het was een publiek geheim dat er op de verschijning een verbod "van boven" rustte. In 1982 werd mijn werk goedgekeurd en werd het voor uitgave voorgedragen. De inhoud van het boek was onaanvaardbaar voor het totalitaire regime, omdat het openlijk en niet-openlijk de officiële visie op literatuur betwistte. Mijn collega's van de Academie van Wetenschappen hebben mij gesteund en bij het beoordelen van de kwaliteiten van het boek hebben zij de wetenschappelijke discussie niet in een ideologische aanval tegen mij omgezet. Bij zo'n houding van deskundigen vond het totalitaire regime dat mijn boek verboden moest worden door het te verzwijgen en niet door een openlijke discussie. Dit hield eigenlijk een hoge waardering voor mij in als persoon en ook voor mijn boek. Maar daaraan wil ik niet veel aandacht besteden, omdat het boek ook waarde bezit zonder het martelaarsaureool.

Nu, tien jaar later, heb ik behalve de jaartallen van de inmiddels overleden auteurs niets in het boek veranderd. Ten eerste omdat in grote lijnen de herwaardering van de auteurs uit deze periode al was doorgevoerd, niet alleen door mij maar ook door onze hele literatuurwetenschap - ook toen al. En ten tweede omdat in mijn tekst een voorgevoel van de onafwendbare toekomst al aanwezig was. Ik zou dit boek niet willen en niet kunnen veranderen, omdat ik denk dat het in deze vorm zijn doel zal bereiken en omdat ik het beschouw als een document van zijn tijd - niet de tijd van het totalitarisme en de dictators natuurlijk, maar de tijd van diegenen die de literatuur beschouwden als als de "geheime vrijheid" van de mens, zelfs in de tijden van repressie.

Ik heb getracht een literatuurgeschiedenis te schrijven die interessant en nuttig voor veel lezers is, van de middelbare scholier die een volledig beeld van de Bulgaarse literatuur buiten het schoolboek om wil hebben, tot de buitenlandse slavist die zich een gids wenst op het gebied van de hele Bulgaarse literatuur. Ook voor leraren moest het boek interessant zijn, evenals voor mensen van andere vakgebieden, die zo'n "encyclopedie van de Bulgaarse literatuur" altijd kunnen gebruiken. Er zijn in het boek literaire portretten van de meest voorname Bulgaarse schrijvers opgenomen, maar het is geen portrettengalerij. Het boek is een beeld van het literaire proces en geeft een idee van het drijvende mechanisme, van de bijzonderheden van dat proces. Ik zal blij zijn wanneer het boek ondanks de kleine oplage (10.000 exemplaren) vele lezers bereikt.

De Bulgaarse literatuurwetenschap heeft in de laatste decennia veel gedaan voor de overwinning van het dogmatisme en voor een meer objectief oordeel over de Bulgaarse literaire traditie. Er ontstond een objectief beeld van de literatuur vóór 9 september 1944. Ik spreek hier over de academisch literatuurwetenschap, maar haar verworvenheden hadden nog geen plaats in het volledige beeld van het literaire proces gekregen. Mijn literatuurgeschiedenis is een poging omdit te realiseren.

Men kan de kunst niet te slim af zijn. Wie een talent heeft, kan altijd op de een of andere manier de waarheid zeggen of suggereren. Het totalitarisme kan de publikatie van een boek tegenhouden, maar kan het schrijven van het boek niet verhinderen. Datgene dat wij nu in het geheel moeten afkeuren, in de afgelopen tijd, is niet de literatuur of de kunst zelf, maar het type literaire leven en de waarde-oordelen. Ten eerste moet het principe dat het mogelijk maakt de processen in de kunst en cultuur te leiden, afgekeurd worden. Het scheppen van kunstwerken is namelijk een geheel individuele daad. Ten tweede is het verwerpelijk het artistieke proces te sturen door ideologie en door het ideaal dat in veel gevallen een nog gevaarlijker innerlijke censor kan zijn. Bitter was het artistieke lot van veel Bulgaarse schrijvers van de oudere generatie. Maar de kunst is in staat ondanks de nederlaag, de pijn en het verdriet te overwinnen.

De jongere schrijvers hebben een zeer verfijnde en diepgaande analyse van de grondgedachten van het verdorven sociale systeem gegeven. Ik kan veel namen van literatoren noemen wier werk laat zien dat de Bulgaarse literatuur zich nergens voor hoeft te schamen. Een feit van betekenis voor de Bulgaarse cultuur is, bijvoorbeeld, wèl de morele standvastigheid van iemand als Atanas Daltsjev en niet het schandelijke slaafse gedrag van vele anderen. De literatuur wordt gemeten naar de hoogtepunten en niet naar de dieptepunten. En toch, na alles wat er gebeurd is, heeft de Bulgaarse literatuur door haar waardige vertegenwoordigers en door haar beste werken het vertrouwen in de belangrijkste humanitaire waarden bewaard en een strijd gevoerd tegen het anti-humanitaire regime.'

Na het lezen van Igovs literatuurgeschiedenis denk ik dat hij zijn doel ruimschoots bereikt heeft. De literatuurwetenschappers hebben gelijk als zij in hun commentaar op de grote kwaliteiten van het boek wijzen. Eén van die kwaliteiten is dat lgov erin geslaagd is zijn bewondering voor sommige auteurs en zijn liefde voor de waardevolle Bulgaarse literatuur over te brengen. Hij geeft de Bulgaren een nieuwe impuls om veel van hun vaderlandse literatur te herlezen en nieuwe dingen erin te ontdekken. Het boek wekt, denk ik, de nieuwsgierigheid van de buitenlander. Het is boeiend en meeslepend, de lezer leest het als een historische roman. Men onderstreept terecht de grote betekenis van dit boek voor de Bulgaarse cultuur.





1 Aleksandar Panov, 'Nova istorija na literaturata. Razgovor sas Svetlozar Igov'. (Nieuwe geschiedenis van de literatuur. gesprek met Svetlozar Igov'.) In: Literaturen forum, 18-10-1990; en: Julian Zelev, Tajnata svoboda na coveka'. ('De geheime vrijheid van de mens') In: Podkrepa, 11-9-1990.
2 Op 9 september 1944 vond de socialistische machtsovername plaats.





<

TSL 10

>