<       TSL 10 – REDACTIONEEL       >



Na Anna Achmatova in 1989, Boris Pasternak in 1990, wordt dit jaar een derde grote Russische dichter uit het begin van de twintigste eeuw herdacht, Osip Mandelstarn, die leefde van 1891 tot 1938. Er is een bijdrage uit de Sovjetunie over zijn archief, terwijl Peter Zeeman, die een paar jaar geleden is gepromoveerd op de poëzie van Mandelstam, nu met een artikel komt over diens proza en enkele vertalingen van gedichten.

Meer Russische poëzie vinden we in de bijdrage van Frans-Joseph van Agt over F.I.Tjoettsjev. Van Agt heeft al eerder in boekvorm vertalingen van gedichten van Tjoettsjev gepubliceerd, die toen sterk de aandacht hebben getrokken. Met deze nieuwe vertalingen maakt hij Tjoettsjev tot een van de in het Nederlands best vertegenwoordigde Russische dichters. De Slavische literaturen omvatten veel meer dan alleen de Russische.

In dit nummer presenteren we wat 'kleinere' gebieden: nieuwe ontwikkelingen in de Bulgaarse literatuur, een Slowaaks en een Kroatisch verhaal (van respectievelijk Martin Šimečka en Slobodan Novak) en het voor velen waarschijnlijk geheel onbekende Kasjoebië. Wel weer bekend is de Tsjechische schrijver Milan Kundera; zijn nieuwe roman Onsterfelijkheid wordt besproken door Mojmir Grygar.

Terugkerend naar Rusland laten we enkele tekeningen zien van Michail Zlatkovski, waaruit een nogal bittere en cynische houding spreekt jegens de glasnost en perestrojka. Een geheel ander onderwerp is de nieuwe bibliografie van (bijna) alle vertalingen van Russische literatuur die er ooit in het Nederlands zijn verschenen van de hand van de voor de lezers van TSL niet onbekende Emmanuel Waegemans en Cees Willemsen. Een werk van en voor fanatieke verzamelaars.

Juni 1991



<        TSL 10       >