D.Popov



Het archief van Mandelstam






Osip Mandelstam in 1919. Bron

Wij vroegen Joeri Frejdin, doctor in de medicijnen, wat te vertellen over de lotgevallen van het archief van Mandelstam. Overeenkomstig de laatste wil van Nadezjda Mandelstam, de weduwe van de dichter, werd hij namelijk de laatste beheerder ervan in de Sovjetunie. Moge dit verhaal als voorwoord dienen voor de Mandelstam- herdenkingen die binnenkort stellig plaats zullen gaan vinden ter gelegenheid van het feit dat de dichter honderd jaar geleden (1891) geboren is.

Ik zag Nadezjda Mandelstam voor het eerst in de lente van 1965 op de MGU (Universiteit van Moskou) op een avond die aan Mandelstam gewijd was. En twee jaar later raakten wij bevriend, zij had belangstelling voor een korte lezing van mij op een studenten-conferentie in Tartu. Zij gaf me toestemming van het archief gebruik te maken en in 1971 werd ik de beheerder ervan...

Het beheer van Mandelstams archief vormt een dramatische geschiedenis. Deze begint in 1934 nadat bij de arrestatie van Osip Mandelstam een gedeelte van zijn papieren in beslag genomen werd. Nadezjda Jakovlevna. restaureert de verloren gegane teksten, schrijft ze op en brengt het archief bij betrouwbare vrienden onder. Na de arrestatie van haar echtgenoot in 1938 ziet zij het beheer duidelijk als haar voornaamste levenstaak. Zij leert praktisch alles van buiten, vergelijkt het van tijd tot tijd met de originelen, waarvan het belangrijkste gedeelte aanvankelijk bij haar broer Jevgeni Jakovlevitsj Chazin, vervolgens bij de schrijver Ignati Ignatievitsj Bernsjtejn en later bij Nikolaj Ivanovitsj Chardzjiev verborgen werd. Deze hele geschiedenis is overigens door Nadezjda Mandelstam zelf beschreven.

Ik zal slechts over de laatste schakels van deze geschiedenis vertellen, waarover Nadezjda Mandelstam niet geschreven heeft en uiteraard ook niet kon schrijven.

In de jaren zeventig kon men haar positie tweeslachtig noemen. Enerzijds werden bij huiszoekingen de door haar geschreven memoires en buitenlandse uitgaven van het werk van Mandelstam in beslag genomen. Anderzijds bleef Nadezjda Mandelstam zelf eigenlijk buiten schot: haar éénkamerwoning in Tsjemoesjki gold als het ware als buitenlands gebied. Ongehinderd kwamen mensen uit de gehele wereld hierheen. Soms gebeurden er trouwens vreemde en onrustbarende dingen. Een keer arriveerde er voor Nadezjda Mandelstam een bericht van het Openbaar Ministerie waarin zij werd uitgenodigd een verklaring af te leggen. Zij ging niet en dit had geen enkel gevolg. Een andere keer kwamen er beambten naar de woning van een van haar kennissen... ik weet niet waarvoor en ze verklaarden dat ze Nadezjda Mandelstam moesten hebben...

De buitenlandse uitgaven van het werk van Mandelstam, vooral de verzamelde werken die in het midden van de jaren zestig in Amerika uit begonnen te komen, werden een soort bevrijding voor NadezjdaMandelstam, omdat het niet meer mogelijk was Mandelstam als dichter te doden. Toch bleef er de angst voor het archief, zij beheerde het met dezelfde voorzorgsmaatregelen als tevoren. Wij, als mensen van een andere generatie, waren veel lichtzinniger en goedgeloviger. Om die reden vonden velen het verkeerd dat Nadezjda Jakovlevna vastbesloten was de papieren niet in het vaderland te laten, maar ze naar Amerika over te laten brengen. Deze beslissing nam zij aan het begin van de jaren zeventig. Ik voor mij had geen bezwaren.

Niet omdat ik de dingen scherper zag dan de anderen, maar omdat ik wist dat het onmogelijk was om met Nadezjda Jakovlevna te twisten.

Vooral om die reden. Zij had zonder enig voorbehoud het recht met het archief te doen wat zij wilde. Alleen vroeg ik haar toestemming de papieren te mogen copiêren zodat de publicisten niet de oceaan over zouden hoeven te steken, mocht het bij ons tot een uitgave van Mandelstam komen. Door de inspanningen van een grote groep mensen - ik alleen zou er niet toe in staat zijn geweest werd het archief gecopieerd. De originelen gingen naar de universiteit van Princeton, waar Clarence Brown, de briljante Mandelstam-kenner en vriend van Nadezjda Jakovlevna een leerstoel in de Russische Letterkunde bekleedde. En de copieën - de negatieven en de afdrukken - bleven bij mij. Verder beheerde ik nog een deel van het archief van Mandelstam dat grote waarde voor Nadezjda Jakovlevna had: de boeken uit zijn bibliotheek, circa vijftig banden. Op 29 december 1980 kwam Nadezjda Jakovlevna te overlijden.

Op de tweede dag na haar dood, op Oudejaarsavond verschenen er in de woning waar in de kamer haar kist stond en psalmen gelezen werden en waar in de keuken de bijeengekomen vrienden zacht met elkaar stonden te praten, officieren van de militia om het lichaam van de overledene in beslag te nemen. Zij verklaarden dat zij volgens de wet na de dood van een alleenstaande vrouw verplicht waren het lichaam naar een mortuarium over te brengen en de woning te verzegelen totdat de wettige erfgenamen op zouden komen dagen. Nu was het echter zo, dat Nadezjda Jakovlevna mij nog tot haar executeur- testamentair had kunnen benoemen en dat alle erfgenamen hier in haar woning waren.

Wij haalden de desbetreffende documenten te voorschijn, probeerden een en ander aan het hoofd van de militia-eenheid uit te leggen, maar het had geen enkele zin. Het enige dat wij konden bereiken, was het recht het lichaam naar het mortuarium te mogen vervoeren zonder het uit de kist te halen, zoals de leden van de militia eisten. Zij hadden de wagen voorgereden die gewoonlijk de lijken die op straat gevonden worden ophaalt. Zo werd Nadezjda Jakovlevna na haar dood gearresteerd. Gelukkig was dit arrest van korte duur. Ondanks onze angst kregen wij de dag voor de begrafenis toestemming het lichaam op te halen. En hoewel bij de uitvaart in de Znamenskaja-kerk bij het metrostation 'Retsjnaja' en bij de eigenlijke begrafenis op het oude gedeelte van het Koentsevski-kerkhof vele onbekenden in burger waren, legde men ons geen strobreed in de weg.

En toen brak de 'optimistische' periode aan. Den'poezii verscheen met gedichten van Mandelstam. Het geheel was reeds voor de dood van Nadezjda Jakovlevna voorbereid, toen de ballingschap nog vers in haar geheugen lag. Er werd gewerkt aan een boek met prozawerk, Slovo i koeltoera. Zo in het algemeen leek het wel of het tijdstip was aangebroken om het archief op serieuze wijze uit te werken, waarbij zowel mijn copieën als de boeken met de aantekeningen van O.E. prima van pas kwamen.

Toch was deze euforie op de prachtige ochtend van 1 juni 1983 gedoemd te eindigen. Er kwam een viertal medewerkers van de gerechtelijke instanties bij mij met een bevel tot huiszoeking, dat was uitgevaardigd door het Openbaar Ministerie van de stad Moskou. Er werd mij medegedeeld, dat ik getuige was in de een of andere zaak en dat mij materialen ontnomen zouden worden die op deze zaak (ik had niet het flauwste idee waar het om ging) betrekking hadden. De huiszoeking duurde circa tien uur. Het gehele archief van Mandelstam werd meegenomen - de afdrukken en de negatieven, al zijn boeken, mijn eigen archief, mijn notitieboeken, alle schrijfmachines, de bandrecorder en de tapes, brieven, een camera, een veldkijker, de vergroter, de dokalamp. Toen pas begreep ik, hoe scherp Nadezjda Jakovlevna de dingen had gezien en hoe naïef wij met z'n allen waren!

Het was echter een groot geluk dat op dat moment bij toeval een verzameling afdrukken bij vrienden van mij was. Met name op basis van deze collectie worden sinds die tijd alle belangrijke publikaties over Mandelstam in ons land voorbereid. En mijn 'zaak' nam intussen een andere wending. Tamelijk snel gaven de opsporingsambtenaren van het Openbaar Ministerie 'de zaak' door aan de KGB met de verklaring dat 'onder het voorwendsel van een archief een dissident complot schuilging'. Er hielden zich twee medewerkers van deze dienst met mij bezig. Het is niet erg duidelijk wat zij nu precies wilden, maar ik denk dat mijn contacten bepaalde verwachtingen wekten, doch deze verwachtingen kon ik op geen enkele manier bevredigen. De verhoren duurden tot de herfst.

In de herfst werd mij meegedeeld dat, als ik er niet mee instemde hen tegemoet te komen, de bij mij in beslag genomen materialen van het archiefwel eens nietmeer aan mij teruggegeven zouden kunnen worden. In mijn opvattingen over intermenselijke verhoudingen wordt zoiets roof genoemd. Hoe men iets dergelijks noemt in de verhouding van het individu met de gerechtelijke instanties, weet ik helaas niet. .. Curieus was de motivering van de beslaglegging op de boeken van Mandelstam. Aanvankelijk verklaarde men mij dat het anti-sovjet literatuur was.

'U beweert dus, dat het werk van Dante of antieke Duitse meesterwerken uit het jaar 1709 anti-sovjetliteratuur is?'

'Nou, nee... Maar die boeken zijn toch niet van u?'

'Hoezo, niet van mij?'

'Ze waren zelfs niet van Nadezjda Jakovlevna. Hier staat in haar handschrift: "Boek van O.E. Mandelstam" ...'

In december werd ik voor de laatste keer opgeroepen om bij de Moskouse afdeling van de KGB te verschijnen. Aanvankelijk sprak een medewerker met mij die zich aan mij voorstelde als Aleksandr Vladimirovitsj Berezin. Hij klaagde erover dat ik allerlei 'onbehoorlijke' literatuur las, die hij zelf nooit zou lezen. Hij deelde mij mee dat er een beslissing genomen was: in verband met het feit dat ik een dochtertje had, wilde men mij niet van mijn gezin scheiden, maar zou men zich tot een waarschuwing, een of ander voorgenomen decreet beperken.

Er werd mij het bezit van boeken (er was een lijst bijgevoegd) ten laste gelegd, evenals het feit dat ik buitenlanders als kennissen had, van wie de namen een overeenkomstige lijst vormden. Het was een zeer interessante opsomming. Er stond bijvoorbeeld de Franse slavist Bernard Jais op, die de sprookjes van Poesjkin vertaald had. Ik ging met hem om toen ik nog studeerde. In die tijd gaf hij een serie colleges aan het instituut voor vreemde talen. Er stond ook een Engelse correspondent op, die mij toevallig een keer met de auto buiten de stad had gebracht, toen ik stond te liften. Of de uitmuntende linguïst Roman Osipovitsj Jakobson; hij kwam regelmatig in ons land en hij werd overigens al in de Sovjetunie uitgegeven. Over hem werd gezegd, dat hij hoogstwaarschijnlijk een spion was...

Hiermee was alles zo'n beetje afgelopen. Ik kreeg het grootste deel van de in beslag genomen zaken terug, behalve natuurlijk het archief en de boeken van Mandelstam en mijn persoonlijke aantekeningen. Dit alles gebeurde zonder veel ophef. Ik weet niet of er ook protesten zijn ingediend van de kant van onze of de westerse gemeenschap. De plaats waar op dit moment het archief wordt bewaard is mij dus officieel dan ook niet bekend. Hoe het ook zij, de tegenwoordige beheerders van het archief dienen te weten dat zij gestolen goed beheren. Misschien spoort dit hen aan gerechtigheid te doen wedervaren en alles aan de wettige eigenaar terug te geven.

Vertaling Hans van der Molen




<

TSL 10

>