высоко над землею,
я вижу только небо с вечернею зарею, -
с вечернею зарею.
И небо кажется пустым и бледным,
таким пустым и бледным ...
Оно не сжалится над сердцем бедным,
над моим сердцем бедным.
Увы, в печали безумной я умираю,
я умираю,
стремлюсь к тому, чего я не знаю,
не знаю ...
И это желание не знаю откуда
пришло откуда,
но сердце хочет и просит чуда,
чуда!
О, пусть будет то, чего не бывает,
никогда не бьmает:
Мне бледное небо чудес обещает,
оно обещает,
Но плачу без слез о неверном обете,
о неверном обете ...
Мне нужно то, чего нет на свете,
чего нет на свете.
1893
is hoog boven de aarde.
En slechts de hemel zie ik met de kleuren van de avond, -
de kleuren van de avond.
Die hemel schijnt me leeg en bleek toe,
zo leeg en bleek toe...
Zo rondermeelij met een armzalig hart,
met mijn armzalig hart.
Mijn God, ik sterf in redeloze droefheid,
ik sterf,
En streef naar iets, ik weet niet wat,
ik weet niet wat...
Ik weet niet vanwaar dit verlangen
komt, vanwaar,
Maar mijn hart smeekt en roept om een wonder,
een wonder!
0, laat toch zijn wat er niet bestaat,
wat er nooit bestaat:
De bleke hemel belooft mij wonderen,
belooft mij wonderen,
Maar ik ween zonder tranen om die loze belofte,
om die loze belofte...
Ik wil iets dat er niet op de wereld is,
niet op de wereld is.
1893
HERFST
Langer en zwarter
Zijn de koude nachten,
Maar de dagen steeds korter
En de hemel lichter.
De sleedoorn in de verte
Steeds kaler en droger,
En de wind in de zegge,
Waar hoog is de oever,
Loeit langer en holler.
Het water wordt kouder,
De dam is al stiller,
En de zware modder
Zakt af tot de bodem.
Voor niemand bevreesd
En met holle ogen
Gluurt de Herfst tussen de stammen
Van de peinzende pijnbomen
Van de rechte, fijnbladige
Berken van goud.
En ze bolt en trekt
Gelijk een Schikgodin
De draden van een grijs spinneweb
Langs de trossen van een lijsterbes,
En wenkt dan lief lokkend
Naar de diepte van 't sluimerend park...
Het duister, de zoetheid,
Niets ontkomt aan de Herfst
En een stille blijdschap
Omvat mijn ziel.
De dood begroet ik
Met redeloze vreugde,
En de kwellingen der onsterfelijkheid,
heb ik niet nodig! Niet nodig!
De laatste schaduwen
Van de laatste emoties
Van de daden der levenden
Verglijden, vervliegen
En smelten - onstoffelijk -
In 't zicht van de eeuwige rust...
Laat mij dan zonder dromen
Onder de aarde
Waar rust slechts kan komen
De eindeloze slaap vatten...
1895
SERENADE
Uit de nevels van het maanlicht
Ontspinnen dromen zich.
Laat mij gaan, mijn Svetlana,
Mij heb je toch niet lief.
Laat schuchter het gefluister zijn
De stilte niet te vangen,
Laat heimelijk de trilling zijn
Van mijn zo doffe snaren.
Ik streef niet naar beloning
Mijn ziel in vuur en vlam.
Maar mijn stem, mijn geliefde,
Klinkt toch niet tot je door.
Ik heb een hekel aan geluk,
En blijdschap duld ik niet.
0, laat me je toch niet meer zien,
Des te meer heb ik je lief.
Laat komen nu wat kome,
Mijn droefenis is lichtend.
God zal ons beider rechter zijn-
En bij God sta ik toch dichter.
En mijn vertroosting zoek ik dan
Diep in mij- ik heb je lief.
Maar deze serenade
Heb ik voor mijzelf gedicht.
1897
ZONDER RECHTVAARDIGING
Nee, ik zal mij nooit verzoenen.
Oprecht zijn mijn vervloekingen.
Ik zal niet vergeven, nocht mij storten
in ijzeren omhelzingen.
Als allen, levend, sterf ik, dood ik,
Als allen maak ik mezelf kapot,
Maar zou ik dit rechtvaardig vinden,
Dan vond ik op mijn ziel een smet.
In 't laatste uur, in donker, vuur,
Laat toch het hart het niet vergeten:
Voor oorlog is er geen pardon,
En dit mag er ook nooit wezen.
Als echter deze weg vol bloed
ligt in de hand van God,
Dan zou mijn ziel zelfs Hem verwijten,
Dan stond ik op zelfs tegen God.
1916
Hoezeer ben ik door deze bittere kou bevangen
Mijn hart bevroren, hard als graniet.
Ik zou moeten huilen om mijn hart te ontdooien
Maar de tranen komen niet...
1941
Vertaling Ingrid van Beek