INWIJDING
Je siddert - bergen glijden van je af,
Je ziel - stijgt op.
Laatme over het verdriet zingen:
Over mijn berg!
Noch heden, noch in de toekomst
Dicht ik het zwarte gat.
Laatme over het verdriet zingen
Boven op de berg.
1
Deze berg was als de borst
Van een rekruut, door kogels geveld.
Deze bergwildemaagdelijke lippen
Een bruiloftsritueel
Eiste deze berg.
-Een oceaan in de oorschelp
een opeens losbarstend hoera! -
Deze berg jaagde en streed.
Deze berg was als de donder!
Een borst, door Titanen bespeeld!
(Het laatste huis van die berg
Weet je nog-aan de uitloop van de voorstad?)
Deze berg was- werelden!
God vraagt voor de wereld een hoge prijs!
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Het verdriet begon vanuit de berg.
Deze berg hing boven de stad.
2
Geen Parnassus, geen Sinaï,
Gewoon een naakte oefen-
Heuvel. -In het gelid! Schiet!
Waaromwas dan voor mijn ogen
(Aangezien het oktober was, geen mei)
Die berg-het paradijs?
3
Als een op de handpalm aangereikt
Paradijs - indien het brandt, pak het niet!
De berg wierp zich onder onze voeten
Met hobbelige steilten.
Alsofmet titanenpoten
22 Van struiken en naalden-
De berg ons bij de zoom pakte,
En beval: stop!
0, ver van het boekenParadijs-
tocht der tochtigheden!
De berg wierp ons achterover,
Trok aan ons: lig!
Door de aandrang overweldigd,
-Hoe? Tot op heden niet te begrijpen!
De berg, als koppelaarstervan heiligheid,
Wees ons aan: hier...
4
Persephone's granaatappelzaad,
Hoe jou te vergeten in de bittere kou van de winters?
Ik herinner me jouw lippen, een dubbele schelp
Licht geopend voor de mijne.
Persephone, door het zaad ten gronde gericht!
Het volhardende vuurrood van je lippen,
En jouw wimpers - als kartelrand,
En de gouden kantelen van een ster.
5
Geen bedrog-hartstocht, en geen verzinsel!
En het liegtniet, - laat het alleen niet duren!
0wanneerwe ter wereld konden komen
Als gewone liefdesmensen!
0 waren we, gezond en onbevangen:
gewoon -een heuvel, gewooneen bult...
Men zegt-met de hang naar de afgrond
Peilt men het niveau van bergen.
Op een stapel bruinrode heidebloemen,
Op eilanden van dorstige dennenaalden...
(De hoogte van het ijlen - boven het niveau van het leven)
- Neem me dan! De jouwe...
Maar de stille genaden van het gezin,
Maar het gebrabbel van de jongen-o wee!
Omdat wij ter wereld kwamen
Hemelbewoners
van liefde!
6
De berg treurde (maar bittere klei
treuren bergen op de uren van de scheiding),
De berg treurde over de duifjes
Tederheidvan onze onbekende ochtenden.
De berg treurde over onze vriendschap:
De lippen van onmeetbaarverwant-zijn!
De berg zei, dat een ieder
Ontvangt-naar zijn
tranen.
Nog treurde de berg, dat het een zigeunerkamp isHet
leven, datje eeuwig aan harten verkwanselt!
Nog treurde de berg: ondanks
Haar kind -Hagar is verstoten!
Nog zei hij, dat de demon
Rondwaardt, dat er geen opzet in het spel is.
De berg zei.Wij waren doodstil.
Lieten hetverdriet oordelen.
7
De berg treurde, dat slechts verdriet
Wordt- wat heden hitte is en bloed.
De berg zei, dat hij ons niet laat gaan,
Jou geen andere vrouw toestaat!
De berg treurde, dat slechts rook
Wordt- wát thans: zowel de wereld is, als Rome.
De berg zei, dat wij met anderen zullen zijn
(Ik benijd hen niet, die anderen!)
De berg treurde, over de verschrikkelijke last
Van de vloek, te laat omte vervloeken.
De berg zei, dat deze gordiaanse knoop
Oud is: plicht en hartstocht.
De berg treurde over ons verdriet:
Morgen! Niet meteen! Wanneer op het voorhoofd staat
Geen
memento-maar gewoon zee!
Morgen, wanneer we het zullen begrijpen.
Een geluid... nou net alsof er iemand gewoon,
Nou... dichtbij huilt?
De berg treurde erover, dat we afzonderlijk
Naar beneden gaan, door de drek -
Het leven in, waarvan wij állen weten:
Gespuismarkt- barak.
Nog zei hij, dat alle gedichten
Van de berg- geschreven worden- zo.
8
Deze berg was, als de bochel
Van Atlas, de steunende Titaan.
Deze berg zal de trots zijn van
De stad, waar we van 's ochtends vroeg tót 's avonds laat
Ons leven - als een kaart slaan!
Hartstochtelijken, volharden in
niet zijn.
Zoals de berekuil
En de twaalf apostelen-
Eer mijn sombere grot.
(De grot- ik was er, en golven sprongen op!)
De laatste zet van dat spel
Weet je nog- aan de uitloop van de voorstad?
Deze berg was - werelden!
De Goden wreken zich op hun gelijken!
. . . . . . . . . . . . . . . . . .
Het verdriet begon vanuit de berg.
Deze berg is boven mij - als een grafsteen.
9
Jaren gaan voorbij. En nu-is de gegeven
Steen, vervangen door een platte, weggenomen.
1
Onze berg zullen ze bebouwen met buitenhuisjes,
Met voortuintjes samendrukken.
Men zegt, dat in zulke uithoeken
De lucht schoner is en leven makkelijker.
Ook gaan ze lappen knippen,
Metdwarslatten schemeren,
Mijn bergpassen gaan ze aanspannen,
Al mijn ravijnen - keren ze om!
Daar het toch voor iemand nodig is:
huizen in geluk, en
geluk - in huis!
Geluk - in
huis! Liefde zonder verzinsels!
Zonder het uit-rekken van de pezen!
Je moet vrouw zijn -en verdragen!
(Er was - er was, als hij er kwam,
Geluk-in huis!) Liefde, niet versierd
Noch door de scheiding, noch door het mes.
Op de ruïnes van ons geluk
Verrijst een stad: van mannen en vrouwen.
En in deze zalige lucht,
- Zolang je nog kunt - zondig!
Zullen kruideniers in het vakantieoord
Hun winst herkauwen,
Etages en gangen bedenken,
Iedere draad- het huis in!
Daar het toch voor iemand nodig is:
Een dakmet een ooievaarsnest!
10
Maar onder de last van deze fundamenten
Vergeet de berg niet - het spel.
Er zijn dolenden, nee-geheugenlozen:
Bergen van tijd - heeft de berg!
Door weerbarstige spleten komt
De huisjeseigenaar, te laat, tot besef:
Geen heuvel, begroeidmet gezinnen,Krater,
die in omloop wordt gebracht!
Met wijngaarden - is de Vesuvius
Niet te boeien! Een reus-met vlas
Niet te binden! een onnadenkendheid
Van de lippen - is genoeg, als een leeuw
Gaanwijngaarden dra-aaien,
De lava van haat stroomt.
Jullie dochters worden snollen
En dichters - de zonen!
Dochter, laatje bastaard opgroeien!
Zoon, vergooi je aan zigeunerinnen!
Er zal voorjullie geen paradijselijke plek zijn,
Lijven, op mijn bloed!
Sterker dan de hoeksteen,
Als de bezwering van een stervende op het sterfbed:
Er zal voorjullie geen hemels geluk zijn,
Mieren, op mijn berg!
Op een ongekend uur, op een onvoorspelbaar tijdstip,
Herkennenjulliemet het hele gezin
De onmeetbare en reusachtige
Berg van het zevende gebod!
NAWOORD
Er zijn leemten in het geheugen - staar
In de ogen: met zeven sluiers.
Afzonderlijk herinner ik mejou niet.
In plaats van gelaatstrekken - een wit gat.
Zonder omtrekken. Als een witte leemteHelemaal.
(De ziel, vol wonden,
Een wond- geheel en al.) De details met krijt
Aangeven -is de zaak van kleermakers.
Het firmament-als eenheid opgericht.
De oceaan - een bende spatten?!
Zonder omtrekken. Zeker bijzonder
Helemaal. Liefde -een band, en geen zoektocht.
Gitzwart, oflichtblond van pluimage-
Laat de buurman het zeggen: hij is ziende.
Denkje dat hartstocht- in stukken deelt?
Ben ik klokkenmaker, of arts?
Jij bent als een cirkel, volledig en ongeschonden:
ongeschonden wervelwind, volledige verstijving.
Ik herinner me jou niet afzonderlijk
Van de liefde. teken van gelijkheid.
Op een hoop dromerige veren:
Een waterval, heuvels van schuim-
Nieuwigheid, vreemd voor het gehoor,
In plaats van: ik- tronende: wij...)
Maar daarentegen, in het armzalige en benepen
Leven: 'het leven zoals het is'-
Zie ik jou niet samen
Met een andere vrouw:
- de wraak van het geheugen!
l januari- 1 februari 1924
Praag. De berg.