Erica Engels



Schrijfsters uit de Sovjetrepublieken



Wie kennismaakt met verhalen van niet-Russische schrijfsters uit de Sovjetunie, ziet onmiddellijk: dit is 'anders'. Dat geldt voor de Baltische schrijfsters, maar ook voor Volha Ipatava uit Minsk, de Georgische Irina Taliasjvili, de Tataarse Sazjida Soelejmanova, de Oezbeekse Gafoer Goeljam en de Azerbajdzjaanse Aziza Achmedova.

Ik zal hieronder trachten toe te lichten hoe 'anders' deze verhalen zijn, hoewel dit niet eenvoudig is. Immers, hoe beter de schrijfster haar vak verstaat, hoe minder tekst zij nodig heeft om de wereld achter haar woorden tot leven te brengen. En het is juist die wereld achter de woorden: de sfeer, de onderlinge verhoudingen, de levensvisie, die naar mijn gevoel zo verschillend zijn.

Het merendeel van de Russische verhalen speelt zich af in de grote steden en heeft het zware leven van de Russische vrouw als onderwerp. Dikwijls staat zij alleen voor het grootbrengen van haar kinderen, het huishouden, het in de rij staan voor de dagelijkse boodschappen, en dit alles na het beëindigen van een volledige dagtaak. Uiteraard speelt in deze verhalen de liefde, of eerder het ontbreken daarvan, een grote rol. Het meest kenmerkende van de Russische vrouwenverhalen is de volkomen gestoorde man-vrouw relatie in het algemeen: het wederzijdse onbegrip en wantrouwen, de onmogelijkheid met elkaar te communiceren, en de manier waarop de vrouwen daarop reageren: gelaten, strijdbaar, dapper, optimistisch of met verachting, soms met humor of cynisme, al naar hun karakter, maar altijd met 'plaatsvervangers' voor verdriet, woede of radeloosheid. Ondanks zijn waardeloosheid is een man, en meer in het bijzonder een echtgenoot, een schaars en begerenswaardig artikel, dat met alle middelen verworven en behouden moet worden.

De eerste vrouwenverhalen uit de randgebieden waarmee ik in aanraking kwam (weliswaar alle in Russische vertaling), waren verhalen verteld uit het gezichtspunt van kinderen, allemaal zonder meewarig hoofdschudden of commentaar. De dromerige Sevindzj in 'Ballade uit Apsjeron' van Aziza Achmedova, het ondeugende kind in 'Het zevende vredesvoorjaar' van Viivi Luik (Estland), Temoeri met zijn talisman in 'De blauwe ster' van Irina Taliasjvili (Georgië), Ester, die de brave Inga met haar griezelige fantasie en haar meesterlijke toneelspel helemaal in haar ban krijgt ('Op school' van de Estische Marl Saat), het kind in 'Wij' van Asta Pildmae (Estland), dat het dagelijkse gezinsleven met haar eigen ogen bekijkt, de twee schoolmeisjes met hun avontuur in 'De laars in het water' van Ann Must (Estland), allemaal kunnen ze rekenen op de volle sympathie van de schrijfster. In andere verhalen spelen kinderen jeugdherinneringen een grote rol in het leven van de hoofdpersoon.

In 'Rozenknopjes' van Mari Saat trekt een verwend, mensenschuw meisje haar overleden moeder de roze schoenen aan, die de moeder cadeau had gekregen, maar die ze zelf zo graag had willen hebben, en wordt met deze daad volwassen. 'Hoe moet het met moeder?' heeft kinderen in de stad en een moeder die vasthoudt aan het traditionele dorpsleven tot thema. In 'Hendrik' worden in een droom twee broers verwisseld. De broer met de zakelijke aanpak wordt de andere, met de grote fantasie. Ten slotte verandert hij in een vlinder.

De eenzame man in 'De opstand der engelen' van Asta Pildmae is bang voor de ouderdom. Hij vindt een oude brief van een vrouw die hem heeft liefgehad en ziet als in een droom het beeld van de woedende engel met het zwaard, waarlangs hij als kind wandelde. 'Dieffie' van Gafoer Goeljam is een herinnering aan armoedige kinderjaren en aan de grootmoeder, die een kleine dief op het dak toeroept dat bij haar niets te halen is. Ten slotte gaat ze thee voor hem zetten en vertellen ze elkaar over hun leed en zorgen.

Weemoedige jeugdherinneringen vinden we in 'Handen' van Saida Zoenoenova. Een moeder geeft haar zoon de kleren van haar jong overleden man en diens bruid haar trouwring. 'Mogen je handen nooit verdriet kennen,' wenst ze haar schoondochter toe.

Van Volha lpatava uit Minsk is het verhaal 'Twintig minuten met Nemesis'. Een vrouw wacht op de taxi die haar naar het ziekenhuis moet brengen, waar haar man plotseling moest worden opgenomen. Terwijl ze wacht komen er herinneringen bij haar op aan een onstuimig en hoogst onverantwoordelijk avontuur, dat haar al haar spaargeld en kleren heeft gekost. De jongeman is verongelukt en zij getrouwd met Sergej, bij wie ze 'geborgen' is.

Violetta Paltova (Letland) vertelt een 'Verhaal over een oud huis, dat nergens over gaat'. Het huis is vol trieste herinneringen. De vroegere buurjongen, die als vanzelfsprekend aanneemt dat de erfgename de rest van haar leven met hem in dat huis zal wonen, haalt herinneringen op aan al zijn mislukte liefdes. De vrouw laat de zelfverzekerde minnaar en alle herinneringen voor wat ze zijn, laat een briefje met de sleutel achter en reist terug naar huis. In Dat vreemde, gele licht' vertelt Aziza Achmedova de lotgevallen van Etibar en Jasemen die elkaar liefhebben, maar niet de zegen van hun ouders krijgen. Ze vluchten naar een zomerhuisje van kennissen, maar als hun levensmiddelen opraken, nemen ze hun toevlucht tot een inbraak en komen ze voor de rechter. In al deze verhalen wordt er irrationeel en emotioneel gehandeld.

Ook in de literatuur van de randgebieden mislukken liefdes. Over harmonisch geluk valt nu eenmaal geen verhaal te schrijven. Nergens echter zwart-wit tekeningen of morele verontwaardiging. 'Garanfil' van Aziza Achmedova wordt in de oorlog door haar moeder uitgehuwelijkt aan een zwarthandelaar, 'opdat ze geen gebrek zal lijden'. Hij is een bultenaar. Door zijn jaloezie, maar ook wegens de angst dat anderen de dure tapijten, kleren en sieraden zullen zien, schermt hij zijn vrouw af van alle contact met de buitenwereld. Als hij wordt ontmaskerd, door de medeplichtigen in de steek wordt gelaten en voor drie jaar de gevangenis in gaat, gaat voor Garanfil de gevangenis open. Hier wordt ons geen immorele boef geschilderd, maar een deerniswekkende stumper, die ook nog moet erkennen dat de verering die hij voor zijn beeldschone vrouw heeft, niet beantwoord wordt.

'De wilde lijsterbes' van de Tataarse Sazjida Soelejmanova beschrijft de liefde die maar niet wil vlotten tussen een actrice en een dokter. Geen van beiden kunnen ze uit hun rol vallen en gelukkig worden.

Violetta Paltova vertelt in 'Op bezoek' over de gasten op een feestje. Een bekende zangeres zingt samen met een van de gasten, die er van gedroomd heeft een beroemd zanger te worden, maar die het tot niets heeft gebracht door zijn dronkenschap. Ze maakt de man dolgelukkig, maar zelf heeft ze voortdurend haar gedachten bij haar eigen probleem: haar man heeft haar verlaten. In het vervolg, 'De triomf van Nikitin Ersjova', volgen we de mislukte zanger in zijn droom over het ene succes na het andere.

Een dubbele driehoeksverhouding is het thema in 'Catastrofe' van Mari Saat. Een jongeman gaat de liefde van een hem toegewijd, volgzaam meisje vervelen. Het andere irriteert hem door haar zelfstandigheid. Hij wil haar naar zijn hand zetten en ergert zich aan de verhouding die zij heeft met een zwaar gehandicapte man. Als ze hem ten slotte verlaat, wurgt hij in woede de hond van zijn moeder, waar het meisje erg op gesteld was. Met de regels: 'Hij begreep maar niet wat er gebeurd was. Hij hield nog steeds die uitdovende, verdwijnende wereld in zijn handen, maar een volkomen ondoorgrondelijke, onbegrijpelijke,maarvaagmerkbare droefheid om het verlies maakte zich van hem meester en er kwamen tranen in zijn ogen,' wordt het verhaal besloten.

Als we deze verhalen vergelijken met de Russische, krijgen we de indruk dat spontane gevoelens, hartstocht, woede, bevrijding, bij de Russische schrijfsters zijn platgewalst. Hun verhalen missen een dimensie. Gevolg van zeventig jaar onderdrukking, ontberingen en roofbouw die op de vrouwen is gepleegd? Waren de omstandigheden in de niet-Russische republieken zo veel beter?

Uit de verhalen van de oostelijke republieken blijkt steeds dat de oude tradities en waarden niet verloren zijn gegaan. In de Baltische landen heeft het communistische regiem maar vijfenveertig jaar geduurd. Maar er is misschien nog een andere verklaring. toen wij twee jaar geleden in Tallin de oude binnenstad hadden bekeken, stelde onze begeleidster voor, koffie te gaan drinken. Op de deur van het door haar uitgezochte café, waarvan naar Oosteuropees gebruik de gordijnen gesloten waren, stond een in het Russisch gestelde mededeling dat hier geen plaatsen meer vrij waren. Onze vriendin ging overleg plegen in de belendende winkel, waarna voor ons de deur van binnen geopend werd. Er waren voldoende plaatsen, maar deze bleken uitsluitend voor Esten bestemd te zijn. De Esten, en dat geldt waarschijnlijk ook voor de andere volken, hebben momenten waarop ze kunnen ontsnappen aan de vreemde indringer en 'onder ons' kunnen zijn. Voor de Russen is er geen ontsnappen aan.

Ik ben me ervan bewust dat de niet-Russische vrouwenliteratuur niet uitputtend behandeld kan worden in zo'n kort bestek. Waarschijnlijk zal iemand mij wel schrijfsters kunnen noemen voor wie mijn theorie niet opgaat. Viktoria Tokareva is er een. Maar het feit dat de verhalen van niet-Russische vrouwen die ik volkomen toevallig in handen heb gekregen en die niet bewust zijn geselecteerd, een totaal andere geest ademen dan mij bekende Russische verhalen in het algemeen, lijkt mijn indruk te bevestigen.







<

TSL 9

>