Valentin Pikoel



Kelder mij of wees vervloekt!




De zes Parijse jaren van de Amerikaanse ambassadeur in Frankrijk, mister Porter, stonden geheel en al in het teken van zijn studie naar antieke, door zeeën van tijd overspoelde kerkhoven. In negentienhonderdvijf werd zijn vorsen eindelijk met succes bekroond, toen hij op het kerkhofGrangeaux Belles het graf van een toen al tweevoudige romanheld ontdekte (bij respectievelijk Fenimore Cooper en Alexandre Dumas).

'Weet u zeker dat u Paul Jones heeft gevonden?', vroeg men de ambassadeur.

'Als ik de kist openmaak kijk ik hem recht in zijn gezicht'.

'Hoopt u dat de admiraal zo goed is gebleven?'

'Wat dacht u dan! De kist zit boordevol alcohol'...

De kist werd geopend, er verspreide zich een scherpe armagnacgeur en iedereen werd getroffen door de gelijkenis van de overledene met het dodenmasker van Paul Jones, dat in een museum in Philadelphia werd bewaard. De vooraanstaande antropologen Papillion en Captain onderwierpen de stoffelijke resten van de admiraal aan een nauwgezet onderzoek en kwamen tot de volgende slotsom: 'Inderdaad hebben we hier te maken met de beroemde 'Grote Zeeschuimer' Paul Jones. Zijn longen dragen zelfs nog de sporen van de ontsteking die hem aan het eind van zijn leven fataal werd'.

Het lichaam werd overgeplaatst in een ijzeren kist, waarvan het deksel van een patrijspoort was voorzien. Over de Atlantische oceaan stoomde een eskader Amerikaanse oorlogsbodems naar Frankrijks kusten op en de Yankees hadden daarvoor al in Annapolis een monumentale grafkelder aangelegd, opdat Paul Jones in Amerika zijn laatste rustplaats zou vinden...Parijs had in geen jaren zulk een prachtige stoet aanschouwd! De kist met het lichaam van de zeeman werd begeleid door Franse regimenten en een cortège van Amerikaanse matrozen. Aan het hoofd van de stoet ging, hoed in de hand, de Franse president zelf en de diverse orkesten speelden geen begrafenis-, maar triomfmarsen. Langs de katafalk, die op een affuit stond, defileerden in Parijs geaccrediteerde ambassadeurs en afgezanten van verschillende landen en de attaché van Russische oorlogsvloot smaalde tegen ambassadeur Nelidov: 'Het staat de Amerikanen in het geheugen gegrift dat Paul Jones aan de wieg stond van de Amerikaanse vloot, maar ze zijn vergeten dat hij de rang van admiraal niet aan Amerikamaar aan Rusland te danken heeft. Aan ons dus!'

De Schotse tuinmanszoon was, als zo veel arme Britse jongens, zijn leven begonnen als scheepsmaatje. Op een schip dat Afrikaanse negerslaven naar de Amerikaanse koloniën vervoerde kreeg hij 'de zee te ruiken' en leerde hij zich bij nacht en nevel voor gevaren te hoeden. Maar Pauls hart kwam in opstand tegen de wreedheid van zijn landgenoten. De jonge matroos verliet het slavenschip en zwoer plechtig de Britse kroon nooit meer te dienen. 'Engelse schepen verdienen niet beter dan dat je ze als dolle honden naar de bodemjaagt!', riep Jones in de haventaveerne.

De nieuwe wereld bood de vluchteling onderdak. In zeventienvijfenzeventig begon de Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog en 'luitenant' Jones bood dit land, dat nog niet als zodanig op de wereldkaart voorkwam, zijn diensten aan. George Washington zei: 'Ik ken die knaap... Laat hem kruit ruiken!'

Jones recruteerde een bemanning uit wanhopige waaghalzen die van vader nog moeder wisten en niet eens een dak boven hun hoofd hadden. Met deze jongens gaf hij de Engelsen ter zee zo veel klop, dat er uit de verwaande dapperheid dezer 'heerser der zeeën' geen vonk meer te slaan viel. Middels bloedige enteringen, waarin de strijd werd beslecht door de bajonet of de sabel verschalkte hij de Britse schepen en sleepte ze, onteerd en wel, de Amerikaanse havens binnen, waar op de kades luidruchtige mensenmassa's hem hartstochtelijk bejubelden... Paul Jones zei tegen Washington: 'Thans wil ik de Britse koning op zijn vacht komen in zijn eigen Engelse schapenhok! De gloeiende duivel hale hem! Vooruit met de geit!' In het voorjaarvan zeventienachtenzeventig verscheen er onder de Engelse kust een schip dat op het oog onschuldig leek, maar heimelijk achttien kanonnen aan boord had. Het betrof het korvet Ranger, vermomd als koopvaarder.

'Nog iets nieuws onder de zon, maat?, vroegen ze de loods toen die zich aan dek hees.

'Het gerucht gaat', antwoordde deze de kapitein, 'dat de verrader Paul Jones voor onze kusten rondhangt, en dat dat zo'n schurk, zo'n mispunt is, dat hij vroeg of laat zal hangen'.

'Nee maar! Fraaie mening hebben jullie Engelsen over mij. Zullen we even kennismaken? Paul Jones, aangenaam! Maarjou hang ik niet op...'

Onder oorverdovend vuur van kartetsen en handgranaten, zijn matrozen fluitend en zingend aanmoedigend, bracht Paul Jones de Britse schepen onder hun eigen kust tot zinken. De Londense beurs reageerde koortsachtig, de prijzen rezen de pan uit en de bankkantoren werden tot de bedelstaf gebracht.

(...) De loods wees naar de einder, waar de lichtjes van een stad gloorden.

'Ziedaar, tot uw orders, Whitehaven, Sir. Is het mij geoorloofd te vernemen wat u van plan bent hier te gaan doen, Sir?'

'Dit is mijn vaderland', antwoordde Paul Jones, 'en zelfs een zoon als ik behoort soms zijn vaderland te bezoeken!'

Besprenkeld door een mals nachtelijk regentje gingen de matrozen onder aanvoering van hun kapitein van boord. Ze namen het fort in, vernagelden de kanonnen aldaar, staken alle Britse schepen in de haven in brand en losten weer op in de oneindigheid van de zee...

Ontmoedigd sprak de koning: 'Ik schaam me diep. Of is de roem van mijn vloot slechts eenmythe?'

'Er is niets aan te doen', antwoordden de admiralen hun koning. 'Jones is net een oude scheepsrat. Niet te vangen... Maar er is geen stuk touw op de vloot van Uwe Hoogheid dat geen bloedige tranen van verlangen plengt om deze hondsbrutale piraat aan de mast te knopen!'

Paul Jones was intussen aan land gegaan in Selkirkshire, waar hij in het antieke slot alleen de gravin aantrof. Hij bood haar zijn welgemeende excuses aan voor de veroorzaakte overlast, terwijl de jongens van de Ranger al het grafelijke zilver aan boord sleepten en Jones voor de rest van zijn leven opzadelden met de afbetaling van het Silkirkshire-servies.

'Ik ben heus niet zo'n schurk als de Engelsen beweren. Maar als mijn dappere jongens zo nodig van zilveren serviesgoed willen eten - dan ook als echte graven... Hun leven is al zo weinig vreugdevol!'

Na een adempauze in Frankrijk verschenen kapitein en bemanning opnieuw in Engelse wateren, ditmaal met de Bonhomme Richard, begeleid door Franse bodems onder bevel van ene Landé, die bij de marine was ontslagen wegens krankzinnigheid. Toen Jones hem in dienst nam zei hij: 'Zo goed als ik zelf in het vuur van de strijd buiten zinnen raak, zal ook deze halve zot uitermate geschikt zijn bij de uitvoering van de zaak waar we voor gekozen hebben.. .'

In de traverse van Kaap Flamboro ontwaarde Jones in de mist de enorme tuigage van het vijftig monden tellende linieschip Serapis, dat terecht gold als het beste schip van de Royal Navy. In haar kielzog blies de wind het prachtige fregat Duchess ofScarborough voort. Als eerste praaide de Engelsman: 'Zeg wie u bent of we brengen u tot zinken!'

Paul Jones rolde de mouwen van zijn hagelwitte hemd tot de ellebogen op en antwoorddemetmeer razernij dan gebruikelijk: 'Kelder mij of wees vervloekt!'

Op dit kritieke moment was de 'halfgare' (Landé dus) op jacht naar enkele koopvaarders en moest de kleine Bonhomme Richard het ten gevolge van diens duidelijke geesteszwakte nu moederziel alleen opnemen tegen deze koninklijke overmacht. Het eerste Engelse salvo weerklonk. Het Amerikaanse schip maakte water en vloog in brand. Enkele kanonnen raakten onklaar. De schepen bevochten elkaar meedogenloos; een uur, twee, drie... De strijd werd pas bij maanlicht beslecht. Scherp om elkaar heen laverend en elkaar bestrooiend met vonkenregens, afkomstig van de brandende zeilen, naderden de vijanden elkaar zo dicht, dat Jones op een zeker moment de voor zijn voeten neergestorte bezaansmast van de Serapis aan zijn borst drukte en als een dolleman uitriep: 'Ik zweer het! Ik laat haar niet los voordat een van ons is gekelderd!'

Het dek glibberde van het bloed. Ondanks een knetterende brand, die mastwerk en kanonnen verteerde bleef de Bonhomme Richard slag leveren en uit de vuurzee weerklonken gefluit en gevloek, afgewisseld door gezang: het was Paul Jones die, gewond enwel, zijn mannen aanvuurde.

'Enteren, enteren!', klonk het bevel op de Serapis.

'Weest welkom!', antwoordde Jones. 'Allerhartelijkst! ... '

Toen de Engelse soldaten van boord vlogen werden ze aan de sabel geregen, maar de koninklijke artillerie had haar vernietigende werk al gedaan. De Bonhomme Richard begon sissend de diepte in te zinken. Het dek stond al onder water toen de dappere bemanning vanaf de Serapis te horen kreeg: 'Ziezo heren. Vergeet het verder maar... Als u zich wilt overgeven, staakt dan de strijd en gedraagt u als gentlemen!'

Paul Jones slingerde een handgranaat naar de Engelsen.

'Wat krijgen we nu? We zijn nog niet eens goed begonnen!'

'U doet er verstandig aan uw vijandigheden te staken... ' 'Mij best, maar dan wel zo alle duivels snel dat jelui nog geen seconde zieleheil bij elkaar kunt prevelen!'

Met grote kracht boorde de Bonhomme Richard zich in de huid van de Serapis, de enterhaken vlogen door de lucht en klauwden zich krakend in het hout van de scheepsboorden; de vijanden ketenden zich voor het beslissende duel aan elkaar. Het gevecht van man tot man was net begonnen toen het eskader van de geesteszieke Landé uit zee opdook. Zonder te overwegen wie nu precies tegen wie vocht bestookte hij de strijdende partijen met zulk een hagel van kartetsen, dat hij in één klap de helft van de Engelsen en de Amerikanen naar de andere wereld hielp.

'Nee maar! Hij is echt niet goed bij zijn hoofd!', kreet Paul Jones, die hevig bloedde uit een nieuwe wond.

Maar meteen daarna kwam de kapitein van de Serapis hem zijn degen overhandigen. 'Mijn complimenten, Sir! Deze partij is aan u.. .'

Begeleid door het gekraak van de knappende enterkabels zakte de Bonhomme Richard de diepte in. Enorme luchtbellen borrelden uit haar ruim naar boven, maar haar Amerikaanse vlag wapperde nu aan de mast van de Serapis. 'We hebben weer droge voeten mannen!', hervatte Jones het commando. 'Laat ons nu de Dutchess ofScarborough enteren.. .' Op twee schepen zetten de overwinnaars koers naar Frankrijk. De gesneuvelden kregen hun zeemansgraf, de gewonden werden verzorgd, wijnvaten geopend en er werd een stevige 'Yankee hash' bereid. Er werd gedanst en gezongen:

Gooi je op Puerto Rico je anker uit
Word je al snel kannibalenbuit.
Bid voor ons moeder, vader wat let je,
Wij geven 't kanon duchtig van jetje.
Ha- ha - ha!
Na 't gevecht vreten wij ons vol,
en gaan wij degelijk aan de rol.
Tsjek- tsjekkelek!
Voor ieder is er wel een stuk -
Een paar dijen, ook op borsten zijn wij tuk.
Ha- ha - ha!



Dit oude zeemanslied was ontstaan in bedompte taveernen van de Nieuwe Wereld en ademt de sfeer van deze ruwe tijden. Lenig en donker als hij was, had hij meer weg van een indianenopperhoofd dan van een Schot. Zijn norse blik doorzag de bedoelingen van elke gespreksgenoot. Zijn wangen, beroerd door de winden van elke breedtegraad, waren haast zo bruin als dadels en 'brachten je op gedachten aan tropische landen. Dit ongekend jeugdige gezicht straalde tegelijkertijd trotsewelwillendheid en koppige geslotenheid uit.' Zo herinnerden Paul Jones' tijdgenoten zich hem...

Parijse dichters droegen poëmen aan hem op, die hij (hij hield er niet van bij iemand in het krijt te staan) hen onmiddellijk betaald zette met zelfgeschreven, welluidende elegieën. Ter ere van de overwinningen van de Bonhomme Richard raakte onder Parijse schonen een kapsel in zwang in de vorm van een zeilen- en tuigageconstructie. Frankrijk, van oudsher Engelands aartsvijand, overlaadde Jones met fantastische gunsten. De koning nam hem in de ridderstand op, in de Parijse opera werd de zeevaarder publiekelijk gelauwerd en de voornaamste dames hunkerden naar een gesprek met hem, al was het nog zo kort, en betuigden hem innig haar genegenheid in een stortregen van liefdesbriefjes.

Jones verwachtte terecht dat het congres van het land waarvoor hij zoveel had gedaan, hem de rang van admiraal zou verlenen en hij was dan ook zwaar beledigd toen ze zijn heldendaden vanaf de andere kant van de oceaan kleineerden met een minuscuul bronzen medaljetje. De intrigues der politicasters rond de naam Paul Jones, die gedonderd had over alle zeeën en oceanen, waren al begonnen. De congresleden benijdden hem zijn roem... Paul Jones ontstak in woedde: 'Ik ben bereid mijn bloed te vergieten ter bevrijding van de mensheid, maar brandend naar de kelder gejaagd worden omwille van een stelletje congres-kruideniers...- daar pas ik voor. Laten de Amerikanen maar vergeten dat ik ooit bestond, besta of nog zal bestaan!'

In het verre, besneeuwde Petersburg had men Jones' wapenfeiten sinds jaar en dag gevolgd. Catherina de Tweede, een ervaren en doortrapt politica, had onmiddellijk begrepen dat er aan de overzijde van de oceaan een grootse natie met een energiek volk aan het ontstaan was. Met het afkondigen van de 'gewapende neutraliteit' had ze Amerika geholpen onafhankelijk te worden. Sindsdien was op de steppeoevers van de Zwarte Zee een nieuwe oorlog met Turkije opgelaaid, die van Ruslandjongere, dappere vlootkapiteins eiste.

'Ivan Andrejitsj', gelastte Catherina haar vice-kanselier Osterman, 'het is in ons voordeel de vechtersbaas Paul Jones onze dienst binnen te lokken en ik verzoek u dan ook middels onze ambassadeurs te bewerkstelligen... '

Jones stemde toe en trad in Russische dienst. Reeds in zeventienachtentachtig werd hem de rang van vice-admiraal verleend en in Russische documenten begon de naam 'Pavel Dzjones' op te duiken. 'Hare Keizerlijke Majesteit heeft mij ontvangen met zoveel vleiende belangstelling als tegenover een buitenstaander maar mogelijk is', berichtte hij zijn Parijse vrienden. In de Russische hoofdstad gingen de deuren van alle herenhuizen en paleizen voor hem open. Jones werd overstelpt met uitnodigingen voor lunches en diners en zelfs voor intieme bijeenkomsten op het Winterpaleis... Uit protest sloten de Engelse kooplieden in Petersburg hun winkels en Britse zeelui, die als huurling onder Russische vlag dienden, boden demonstratief hun ontslag aan. De Britse inlichtingendienst sleep de messen en hield zijn kruit droog, in afwachting van een gunstig moment om de Russische carrière van Jones te breken... Ook in dienst van de Russische troon gedroeg de zeeman zich als een republikein. Hij had zelfs de brutaliteit om Catherina de teksten van de grondwet en van de Declaration of Independence van de Verenigde Staten ten geschenke aan te bieden, bij gelegenheid waarvan Hare Keizerlijke Hoogheid van haar vooruitziende blik getuigde en tegen hem zei: 'Wij menen, dat de Amerikaanse revolutie ongetwijfeld andere revoluties zal ontketenen...Deze brand zal ook naar elders overslaan!'

'Ik durf zelfs te beweren, Majesteit, dat de principes van de Amerikaanse vrijheid heel wat gevangenissen zullen ontsluiten, en dat we de sleutels in volle zee overboord zullen zetten!'

De vice-admiraal zette koers naar de Zwarte Zee, waar hij zijn eigen vlag aan de mast van de Vladimir hees. Onder zijn bevel bevond zich een eskader zeilschepen, dat het de Turken onder Otsjakov in de zeebocht van de Dnjepr al danig lastig had gemaakt. De dappere piraat opereerde inmiddels in gewijzigd tenue: in een stoffige, wijde Zaporozjets kozakkenbroek en met een kromzwaart op heuphoogte. Uit Paul Jones' pijp walmde inferieure oosterse tabak en hij dronk het vuurwater der kozakken om er knoflook, augurken en grote hompen vet spek mee door te spoelen. In een puntige kozakkensloep, een 'tsjajka', voer de vice-admiraal met omwikkelde riemen langs de gelederen van het Turkse eskader. Met een stuk krijt schreef hij op de huid van het vlaggeschip van de Sultan zijn drieste besluit:

Hier aansteken. Paul Jones.

De Russen waren verrukt van zijn vermetelheid, terwijl Jones op zijn beurt de ongekende dapperheid der Russische soldaten en matrozen roemde. In de slag op de landtong van Kinboems opereerde Jones zij aan zij met generaal Soevorov ('... alsof we al eeuwen bevriend waren', zou deze later schrijven), en werd de Turkse vloot finaal verpletterd. Paul Jones mocht een voortreffelijk zeeman zijn, als diplomaat zou hij het nooit ver schoppen en zijn relatie met vorst Potjornkin, Catherina's favoriet, werd dan ook al snel tbuitengewoon slecht... Bovendien wachtte de Britse inlichtingendienst, die Jones zelf tijdens zijn Dnjepr-tochten niet uit zijn onzichtbare oog verloren had, nog steeds op een geschikt moment om zijn slag te slaan!

De klap kwam des te harder aan, omdat juist in deze periode Jones zich sterk maakte voor uitbreiding van de handel tussen Rusland en Amerika en hij plannen smeedde om - als waarborg voor de vrede in Europa - gezamenlijk Russisch-Amerikaanse eskaders op te richten die zouden opereren vanuit de Middellandse zee. Terwijl de ruzie met vorst Potjomkin steeds hoger opliep (handtastelijkheden incluis), bestookten de Engelsen hem vanuit Petersburg met een spervuur van achterbakse, lasterlijke geruchten. Hij zou een smokkelaar zijn, hij zou zijn oom-zegger gedood hebben, en meer van dat fraais. Natuurlijk was er in deze kwestie sprake van de nodige omkoopschandalen in 's hoofdstads leidende kringen... Voor de historici zijn er nog veel onduidelijkheden, terwijl ontbrekende documenten en de talloze legenden, gebaseerd op de achterklap van die dagen, de waarheid nog erger vertroebelen. Toch is er wel iets waar de historici het over eens zijn: het was niet de Russische vloot die van Paul Jones af wilde, maar Hare Majesteit zelve, die hij steeds opnieuw tot de constitutionele geest trachtte te 'verlichten' door overal het republikeinse gedachtengoed te propageren.

Toen Jones werd ontslagen gaf Soevorov hem een bontjas cadeau. 'Maar Rusland is nog niet van me af, verklaarde Jones vol overgave, toen de paarden zich in beweging zetten en de koets zich richting stadspoort wendde... Na eerst nog als een dakloze zwerver heel Europa doorkruist te hebben eindigden zijn zee- en oceaantochten definitief in Parijs. In het nieuwe Parijs van na de revolutie wel te verstaan. De Parijzenaars hadden George Washington de sleutels van de Bastille ten geschenke gestuurd met de woorden: 'De Amerikaanse beginselen hebben de Bastille ontsloten!'

Vanuit Parijs ook verstuurde de zeeman zijn ontwerp van een fantastisch vierenvijftigkanons oorlogsschip, maar dat werd in Petersburg op de zeer lange baan geschoven. Catherina bekende tegenover haar naaste medewerkers: 'Paul Jones was uitermate zwakbegaafd en heeft zijn faam van verachtelijk gespuis ten volle verdiend..'

Deze uitspraak van Hare Majesteit is gemakkelijk te ontcijferen: het 'verachtelijke gespuis' dat Jones omringde bestond uit mensen die hunkerden naar vrijheid. Het waren zijn Jacobijnse vrienden. Er was een nieuwe periode in zijn leven aangebroken! Het venster van zijn armoedige zolderkamer keek uit op de pannendaken van Parijs en de 'Grote Zeeschuimer' had zoete dagdromen over machtige eskaders die het ruime sop kozen om slag te leveren met het despotisme.

Net als alle progressieve mensen uit die tijd was Paul Jones lid van de vrijmetselaarsloge der Negen Gezusters,1 waarin de grootste Franse denkers waren opgenomen.

In die dagen werd de zeevaarder omringd door dichters, filosofen en revolutionairen. De schutspatrones van zijn levensonderhoud was zijn hartsvriendin madame Telisain, een buitenechtelijke dochter van Lodewijk de Vijftiende. De Fransen hadden graag gezien dat Paul Jones hun revolutionaire vloot had aangevoerd, maar de 'Grote Zeeschuimer' was inmiddels al ziek... Ernstig ziek en straatarm bovendien. Hij bewoog zich voort met behulp van een stok. Maar het hemd van de zeeman was zelfs nu nog steeds even verblindend hagelwit als aan de vooravond van al zijn zeeslagen.

De dood velde hem op achttien juli zeventientweeënnegentig, vijfenveertig jaar oud. Paul Jones overleed 's nachts in volslagen eenzaamheid. Hij overleed staande, met de rug tegen een kast geleund en met in zijn omlaag gezakte hand een deeltje Voltaire. Een buitengewoon einde! Zelfs bij zijn dood was de admiraal niet gevallen en zelfs de dood had de greep van zijn vingers op het boek niet kunnen verslappen...

De Amerikaanse ambassadeur verscheen niet op zijn begrafenis. De Franse nationale assemblee herdacht 'een man die de zaak van de vrijheid goede diensten had bewezen' staande met een korte stilte.

Twaalf Parijse sansculotten met rode Phrygische mutsjes op hun hoofd begeleidden de 'Grote Zeeschuimer' naar zijn graf. Toen werd er nog besloten om zijn lichaam over te brengen naar het Pantheon, maar in de wervelwind van de aanstaande gebeurtenissen werd dat om een of andere reden weer vergeten. Vervolgens vergat men de plaats waar Paul Jones begraven lag.

Ten slotte vergat men Paul Jones zelfs helemaal...

Op een zwarte dag voor Frankrijk, toen admiraal Nelson de Franse vloot vernietigde in de slag bij Trafalgar, bracht Napoleon hemin herinnering.

'Ik betreur het,' sprak Napoleon, 'dat Paul Jones niet wat langer geleefd heeft. Met hem als vlootcommandant was de Franse natie de schande van Trafalgar bespaard gebleven...'

In negentienhonderdvijf ontdekte de historicus August Buel in America een man die de memoires van zijn overgrootvader John Kilby had bewaard. Deze Kilby had als matroos op de Bonhomme Richard gediend en schreef over Paul Jones:

Ook al bazuinden de Engelsen rond dat hij de grootste slechterik op Gods eigen aardbodem was, moet ik zeggen dat ik nooit een groter zeeman en gentleman heb ontmoet. Paul was dapper in de strijd en behandelde ons, gewone matrozen, goedhartig. Hij gaf ons uitstekend te eten en hij gedroeg zich over de hele linie betamelijk. En als ze niet altijd onze soldij uitbetaalden dan was dat nog niet zijn schuld... (Maar de schuld van het congres!)



Paul Jones kreeg een plaats in het Amerikaanse Pantheon. Onlangs verscheen er bij ons een monografie van academicus Bolchovitinov, Het ontstaan van de Russisch-Amerikaanse betrekkingen, waarin ook Jones een waardige plaats is toebedeeld.

Zo lezen we:

Het is algemeen bekend dat de Amerikanen de verering van hun oorlogshelden goed afgaat. Ieder kind van de lagere school weet wie Paul Jones is en niet zelden staat een essay over de dappere kapitein naast een biografie van Washington, Franklin, Lincoln of Roosevelt afgedrukt. Aanvankelijk verbaasde het ons enigszin Paul Jones in zulk een schitterend gezelschap aan te treffen, maar uiteindelijk besloten we, dat de Amerikanen wel beter zullen weten wie de meeste eer toekomt, terwijl wij de laatsten zijn die mogen bedenken, hoe de verdiensten van de roemruchte admiraal te kleineren.'



Ter overdenking tot slot nog het volgende...

Natuurlijk was Paul Jones in het diepst van zijn hart een avonturiermet de allure van een typische achttiende-eeuwse vrijbuiter. Had hij zijn lot niet verbonden met de Amerikaanse vrijheidsstrijd en ware hij geen admiraal van de Russische vloot geworden, dan was hij misschien (wie zal het zeggen) in de reguliere zeepiraterij terecht gekomen en had Paul Jones in die bloeddorstige hoedanigheid onze geschiedenismet bladzijden van zeeroverij van het zuiverste water verrijkt.

Maar het leven zelf corrigeerde de koers van het lot van deze uitzonderlijkeman en Paul Jones zal in diverse vaderlandse geschiedenissen zowel als admiraal van de Russische vloot als als Amerikaanse nationale held te boek blijven staan!





1 Dit was de meest actieve vrijmetselaarsloge, die de oppositie tegen de 'oude orde' verenigde. Ooit werd deze loge geleid door A.S. Stroganov, de vader van de 'eerste Russische Jacobijn', die in mijn miniatuur Graaf Popo en mijnheer Otsjer aan bod komt.




<

TSL 9

>