Pauline Valkenet
Interview met Vjatsjeslav
Pjetsoech
Een van de schrijvers die in eigen land zijn
sporen al verdiend heeft, maar in Nederland
nauwelijks bekend is, is Vjatsjeslav Pjetsoech.
Pjetsoech, een geboren en getogen Moskoviet
en 45 jaar oud, schrijft de meest uiteenlopende
verhalen, romans en povesti (een soort novellen).
Recensies over hem zijn bijna altijd lovend
en voorspellen hem groot literair succes. Vandaar
dat ik hem graag wilde spreken.
Ons gesprek vindt plaats in het met hout
betimmerde restaurant van de Schrijversbond.
Pjetsoech, met glad achterover gekamde haren,
lichtblauwe ogen en een pikant snorretje, is al
redelijk aangeschoten als ik hem vergezel bij
zijn diner. Maar ik vermoed dat dat niet de enige
reden is waarom hij nauwelijks serieus kan
antwoorden op mijn vragen: hij schrijft niet
alleen ironisch, hijzelf is doortrokken van ironie.
Kunt u mij iets over uw achtergrond vertellen?
'Ik ben geboren in het meest democratische gezin:
mijn moeder was gewoon arbeidster en
mijn vader piloot. Hij is een hele rare man en is
beroemd geworden doordat hij een huis van
flessen gebouwd heeft, als eerste op de wereld.
Bakstenen moet je namelijik kopen en flessen
liggen, vooral de laatste tijd, gewoon op straat.
Godzijdank is dit een land van zuiplappen en
dus ligt er in elke struik wel een lege fles. Mijn
moeder komt uit een familie van boeren en daar
ben ik eerlijk gezegd niet trots op. De boerenstand
betekent natuurlijk niet alleen maar ellende,
maar ik had liever een gravin als moeder
gehad. Maar eigenlijk is dit allemaal onzin.'
U bent geschiedenisleraar van beroep. Geeft u
nog steeds les?
'Nee, al sinds 1983 houd ik me alleen met literatuuur
bezig en met niets anders.'
En u kunt daar van leven?
'Ja, daar kan ik goed van leven. Ik vraag me af
of dat eigenlijk wel zo rechtvaardig is. Bij jullie
kunnen maar heel weinig schrijvers genoeg
geld verdienen met hun werk, maar bij ons kan
de meerderheid van de schrijvers dat. Ik vind
dat geen grote culturele verworvenheid. Hier
zitten zelfs de grootste schurken op rozen. Van
de tienduizend leden van de Schrijversbond leven
er zon zevenduizend van hun werk, kun je
je dat voorstellen? Dat is zelfs voor China veel!'
Wanneer bent u eigenlijk gaan schrijven?
'Ik ben behoorlijk laat gaan schrijven, toen ik
zevenentwintig was; ik was al volwassen en
vader. Tot die tijd schreef ik niets en las nauwelijks
literatuur. Plotseling ben ik als een gek
gaan lezen en heb nu bijna alle Russische literatuur
gelezen. Vandaar dat ik in mijn werk allerlei
verwijzingen kan maken naar schrijvers en
boeken.'
Waarom bent u toen gaan schrijven?
'Hoe moet ik nu weten waarom ik ben gaan
schrijven?'
Mogelijk was daar een speciale reden voor.
'Nee, daar is geen reden voor. Je moet het zo
zien: de intelligentste mensen weten niet waar
kanker vandaan komt. ..'
Van sommige soorten kanker bestaat daar wel
een sterk vermoeden over.
'Nee, dat is niet zo. En omdat ik vind dat een
literaire aanleg een ziekte is, is het niet mogelijk
om te zeggen waarom ik ben gaan schrijven.'
Hoe bedoelt u, een ziekte?
'Normale mensen schrijven toch niet? Er zijn
miljoenen mensen die niet schrijven en die voelen
zich toch heel goed. Ik weet het echt niet.
Maar als ik heel eerlijk ben heb ik altijd al
schrijver willen worden. Mijn eerste boek
schreef ik toen ik acht jaar was en net had leren
schrijven. Ik kocht een schoolschrift voor drie
kopeke en schreef dat vol. Vanaf toen wilde ik
schrijver worden, maar ik schaamde me daarvoor
omdat ik dat geen mannelijk beroep vond.
Mannelijk was piloot, tankbestuurder en dergelijke.
Maar heimelijk droomde ik over het
schrijverschap.'
Wat schreef u in die begintijd?
'Ik begon met korte verhalen. Ik heb heel lang
alleen maar korte verhalen geschreven en langzaam
ben ik werken van grotere omvang gaan
schrijven. Povesti en romans.'
In uw ironische verhalen drijft u de spot met de
Russische ziel, de Russische volksaard, de achterlijkheid
van het Russische platteland en de
machthebbers in Rusland. Had u vanwege die
spot nooit problemen met de censuur?
'Nee, ik had praktisch geen problemen met de
censuur omdat de censors te dom waren om
mijn werk echt te begrijpen. Bij de censuur
werkten regelrechte idioten en daarbij komt dat
ik niet op het niveau van Solzjenitsyn werkte.
Ik uitte geen protest en probeerde altijd kunstenaar
te zijn. Soms haalde de censor wel woorden
of zinnen uit mijn verhalen, bijvoorbeeld
als ik schreef over een in lompen geklede Ivanov.
Dat stond men niet toe en dus maakte men
er gewoon lvanov van. Maar dat waren zulke
kleinigheden, daardoor werd ik niet beledigd. Ik
dacht: "Laat ze, als ze zo nodig willen." Voor
mij was een slecht geklede lvanov of gewoon
Ivanov niet iets principieels.'
Wanneer werd er voor het eerst iets van u gepubliceerd?
'In 1978. Toen verscheen er een verhaal van mij
in de almanak Istoki. Dat is een zeer nobele almanak
die arme schrijvers van het trottoir vist,
figuurlijk gesproken dan. Dat verhaal heette
'Tsjastnaja Chronika' ('Persoonlijke kroniek') en
was het eerste verhaal dat ik geschreven heb.
Het is een behoorlijk slap verhaal, moet ik zeggen.
Ik was nog jong en groen.'
En vanaf toen heeft u constant kunnen publiceren?
'Ja, eigenlijk wel. In het begin nog weinig, maar
dat ging steeds beter en nu plukken ze mijn verhalen
heet van de typemachine.'
Wat ziet u als uw taak als schrijver?
'Weet je, er zijn een aantal vragen waar geen
antwoord op te geven is, maar voor u zal ik
toch maar een antwoord construeren. De taak
van een schrijver is de menselijkheid in de
mens te verdiepen. Objectief gezien moet dat
proces zich nog verder ontwikkelen. De mens
stamt namelijk van de aap af, vandaar. Deze
ontwikkeling is net zo logisch als het communisme
een realistische afsluiting is van de ontwikkeling
van de mensheid. Kunst is de enige
kracht die de mens indirect kan veranderen van
een mens qua vorm tot een werkelijk mens.'
Begrijp ik goed dat u communist bent?
'Ja, ik ben communist maar probeer mijn politieke
overtuiging altijd buiten mijn werk te houden.
Ik geef een kunstenaar geen recht op een
politieke overtuiging omdat politiek en kunst,
en dus ook literatuur, twee heel verschillende
diocesen zijn. Een schrijvermoet zich niet bezig
houden met politiek en een politicus niet met
literatuur, dat staat buiten kijf. Mijn communistzijnmag
mijn proza niet beïnvloeden.'
Ik heb in Nederland geen vertaald werk van u
kunnen vinden. Bent u wel in andere talen vertaald?
'Mijn werk is in vele talen vertaald, onder andere
in het Duits, Engels, Frans en Italiaans. In dit
opzicht in Nederland een nogal arm land, zou ik
zeggen. Dit land kan zich niet veroorloven goede
buitenlandse literatuur te publiceren. Alleen
Azië, Afrika en Nederland zijn niet in mij geinteresseerd.
Zo is het genoeg geweest. Zullen we
nu iets leuks gaan doen?'