Cees Willemsen



Frans Ostap Stapert Bender 1957-2002




Op zondag 28 november 2004 vond er in de kerk van de Doopsgezinde Gemeente aan het Singel in Amsterdam een herdenkingsbijeenkomst plaats voor Frans Stapert. Als slavist, bandleider, journalist, vertaler, uitgever et cetera, et cetera was Frans een bekende figuur in de Amsterdamse culturele wereld. Zijn zelfgekozen dood twee jaar geleden was voor iedereen die hem kende een grote schok. Onder de sprekers die hem herdachten was Cees Willemsen. In zijn voordracht gaat hij in op de rol die Frans Stapert als vertaler en uitgever heeft gespeeld in de Nederlandse slavistiek.

Laat ik voorop stellen dat ik Frans Stapert nooit heb ontmoet. En omdat u - als vrienden Frans - mij niet kent, zult u zich afvragen, waarom juist ik hier moet staan. Mijn antwoord klinkt een beetje modieus. U kunt mij het best beschouwen als de AIVD van de Nederlandse slavistiek. Oftewel ik verzamel alles water over vertalers en vertalingen met betrekking tot het Russisch in het Nederlands verschijnt. Niet heel stiekem, maar wel in de provincie, dus mijn activiteiten zijn - ondanks de nieuwe openheid - niet bij iedereen bekend.

Frans, geboren in 1957, was vanaf zijn dertigste actief met vertalen, althans publiekelijk. Wat mij opviel in zijn vertaaloeuvre en zijn uitgavebeleid is zijn voorkeur voor absurdistisch en vooral ook opgewekt proza. Gezien zijn regelmatig terugkerende sombere buien lijkt dit een opvallend gegeven. Ik houd het er maar op dat het vooral een lachen was om niet te huilen.

Lachen om niet te huilen. Extremen, ook extremen in stemmingen en temperament passen uitstekend bij Rusland. Dus dat Frans en de Russen elkaar vonden is niet verwonderlijk.

De Russen-althans dat is mijn analyse - zijn geen burgers. Maat houden, orde, stiptheid, netheid en rationaliteit zijn in het algemeen niet aan hen besteed. En omdat wij als van Huizinga het ooit verwoordde - van de kraker tot en met de notaris allen burgers zijn, loopt zelfs de meest onconventionele landgenoot, dus ook een Frans, vroeg of laat tegen een Russische muur. Vandaar dat het mij niet ver baasde toen ik in zijn necrologie las dat hij een haat-liefdeverhouding tot Rusland had. Dat kan niet anders.

De meest gehanteerde remedie om het ondanks de genoemde culturele kloof voor langere tijd met de Russen uit te houden, is het wapen van de ironie. Veel Ruslandkenners bedienen en bedienden zich - denk aan Karel van het Reve - van dit bij uitstek vaderlandse instrument. Na deel van de ironische levenshouding is haar noodzakelijk gebrek aan commitment. Ik weet niet of dit voor Frans gold, maar dat afnemend gevoel van betrokkenheid zou ook hem opgebroken kunnen hebben. Maar voor alle duidelijkheid, dit is slechts een hypothese.

Vanzelfsprekend is wat ik u hier tot nu toe vertelde niet in mijn archieven terug te vinden, daarin heb ik alleen realia verzameld, zoals recensies van zijn werk en interviews met hem.

Het leek me aardig om vanmiddag met u in vogelvlucht langs de prille ontvangst van Frans levenswerk te scheren.




Frans Stapert

De oudste vermelding van zijn naam in de landelijke pers, is een korte annonce in de Volkskrant in de rubriek ISBN van 30 oktober 1990. Het betreft zijn eerste, zelfstandige literaire vertaling Terugweg afgesneden van Aleksander Kabakov. Een anti-utopie uit het Gorbatsjov-tijdperk, waaruit de crisis maar vooral de ongewisheid waarin volk en land eind jaren tachtig verkeerden duidelijk wordt. Arthur Langeveld noemde het boek in NRC Handelsblad geen literair meesterwerk, maar als tijdsdocument uitermate boeiend.

Frans mocht niet klagen over de recensie want Langeveld spreekt ook nog eens over 'een goede vertaling', toch een kleine opsteker voor een beginnend vertaler. Let wel, het is eerder uitzondering dan regel dat recensenten een oordeel, laat staan een gefundeerd oordeel, over de kwaliteiten van een vertaling geven. In het algemeen moeten vertalers maar aannemen dat geen nieuws goed nieuws is. Het boek van Kabakov was overigens niet Frans allereerste literaire vertaling: dat was Kinderen van de Arbat een coproduktie met Aai Prins, Gerard Rasch en Maya de Vries. Dit herinnert ons er aan dat Frans vertaalcarrière onlosmakelijk verbonden is met de vruchten van het glasnost en perstrojkatijdperk. Een tijd die nu al zo ver achter ons lijkt te liggen. Inmiddels is er anderhalve generatie Russen opgegroeid die het communisme niet meer aan den lijve heeft ervaren.

In de tijd dat Frans ging vertalen was de democratische toekomst van Rusland nog verre van gewis en vooral onder Ruslandkenners was de scepsis ten aanzien van de mogelijkheid tot wezenlijke veranderingen erg groot. De idee van het eeuwige, onveranderlijke en despotische Rusland, schudde men niet zo gemakkelijk van zich af. Dat vind je in de recensies terug. Ook Frans lijkt vooral gefascineerd te zijn geweest door de constanten in de Russische geschiedenis, want als vertaler en uitgever koos hij vooral voor die literatuur die de eeuwig terugkerende contradicties in het Russische maatschappelijke bestel op de korrel nam. Ilf en Petrov waren al zijn helden toen hij nog studeerde. In de traditie van Gogo! en andere satirici namen zij Lenins en Stalins Rusland op de hak. Veel van het werk van Ilf en Petrov was voor de oorlog in het Nederlands vertaald, maar slechts antiquarisch verkrijgbaar. In het Gorbatsjovtijdperk kwamen verschillende uitgevers plotseling op hetzelfde idee om dit werk opnieuw te vertalen en uit te geven. Toch was dit niet toevallig, want zoals Frans op de achterflap van zijn eerste Ilf en Petrov-uitgave schreef, vertoonde de sovjetmaatschappij die door het tweetal op de kor rel werd genomen sterke parallellen met het heden, vooral dankzij de opnieuw actuele confrontatie van communisme en kapitalisme.

Desondanks weigerde De Bezige Bij Frans vertaling van De twaalf stoelen omdat de Wereldbibliotheek diezelfde vertaling al eerder had aangekondigd. Frans had De Bij daar nota bene zelf op gewezen. Maar elk nadeel heeft zijn voordeel, en zo gaf deze weigering Frans de beslissende stoot om zelf een uitgeverij te beginnen. Hiervoor was wel enige moed nodig, want hij wist van meet af aan dat zijn eerste uitgave moest concurreren met de, eveneens nieuwe, vertaling van de Wereldbibliotheek, en zo groot was en is de markt voor Russische literatuur niet. Misschien was hij toch een beetje misleid door het succes van De kinderen van de Arbat.

Een succes, zo zou spoedig blijken, dat zich niet zo gemakkelijk liet herhalen. Want toen de muur eenmaal gevallen was, nam de belangstelling voor de Russische literatuur zienderogen af. Het land verloor met Jeltsin snel aan exotiek en aan die laatste niet-literaire connotatie ontleende de Russische literatuur van oudsher extra aantrekkingskracht. Frans was al in zijn studietijd aan de vertaling van De twaalf stoelen van Ilf en Petrov begonnen. Hierdoor en door het voordeel van de eigen uitgeverij slaagde hij erin om zijn vertaling nog net voor die van Arie van der Ent te doen uitgeven. Het werd een prachtige uitgave met drie mooie gekleurde prenten van de hand van de in Amsterdam woonachtige Rus Andrej Rojter. Frans kende Rojter via galeriehouder Milco Onrust, die samen met hem de uitgeverij had opgestart en die hem ook het idee om zelf uit te geven aan de hand had gedaan.

Jan Paul Hinrichs, die als eerste - 18 december 1993 - De twaalf stoelen recenseerde voor Vrij Nederland. spreekt van een jongens droom van menig slavist om dit boek te vertalen. Volgens Hinrichs is De twaalf stoelen een van de beste, maar ook een van de geestigste Russische romans en hij zegt dan: 'Ik heb de voortreffelijke nieuwe vertaling die kennelijk door een gelegenheidsuitgeverij op de markt is gebracht, maar er alleszins fraai uitziet, in één ruk uitgelezen.'

Manu Waegemans herhaalde deze lof kort daarna in de Vlaamse pendant van de Volkskrant, Het laatste Nieuws, waarin hij ook het recent vertaalde Zoja 's appartement van Boelgakov bespreekt. Hij wijst op de overeenkomsten tussen beide werken die ongeveer tegelijkertijd in de Sovjetunie verschenen en zegt dan: 'je moet al heel dom zijn om de talloze parallellen met het heden niet te zien.'

Dat viel dus meer mensen op, en dat zal, zoals ik hiervoor aanhaalde, ook een belangrijke reden zijn geweest - naast de kwaliteiten van het boek - waarom deze vertaling zoveel aandacht kreeg. Antar El-Mecky wijdde in de Volkskrant zelfs driekwart pagina aan De twaalf stoelen maar zwijgt over uitgeverij of vertaling. Meerdere lovende recensies volgden en dus mag je gerust spreken van een droomstart voor Bondi en Galerie Onrust en vertaler Stapert. Frans en Milco worden in deze periode herhaaldelijk geïnterviewd, waarbij Frans liet weten dat hij ooit Russisch ging studeren om De meester en Margarita, een zeer humoristische roman volgens hem, in het origineel te kunnen lezen. De absurdistische schrijver Charms bleek een andere favoriet van hem.

Op Ilf en Petrov was hij geattendeerd door een van zijn docenten aan de universiteit. 'We liepen een kamer binnen die hij - de docent - met een sleutel opende, waarbij hij een zin uitsprak die volgens hem elke Rus kende: 'Dit is de sleutel van de kamer waar het geld ligt.' Die zin kwam uit De twaalf stoelen. Geld. Ik heb niet de indruk dat geld Frans grootste drijfveer was om te vertalen of zelf uit te geven, maar de verkoopcijfers van zijn eersteling zullen hem gezien de vele lovende recensies toch wat zijn tegengevallen. Ik herinner u eraan dat pas vandaag - twaalf jaar na dato - de tweede druk van De twaalf stoelen verschijnt. De goedkope Ooievaarpocket-editie uit 1997 even niet meegerekend. Van daar dat Frans een list verzon om zijn werk weer onder de aandacht te brengen.

Volwassen geworden tijdens de politieke hoogtijdagen van VVD-kopstuk Hans Wiegel, zal Frans zich Wiegels adagium herinnerd hebben: Het maakt niet uit wat ze van je zeggen als ze maar over je spreken. En zo kwam hij op het idee om onder het pseudoniem Anton Balaganov een vernietigende recensie van zijn eigen vertaling in het serieuze en toen goedgelezen blad Oosteuropa Verkenningen te plaatsen.

Volgens Anton B. oogde het boek wel fraai, maar de vertaler had het op betreurenswaardige en onverantwoorde wijze herschreven in plaats van vertaald. Verder vroeg hij zich af wat de op zich fraaie illustraties in godsnaam met de inhoud van het boek te maken hadden. De recensent die kennelijk het Russisch meester was, had het origineel erbij gepakt en ontdekte dat de vertaling een Elsschotpastiche, erger nog, zelfs een Elsschotpersiflage was.

Anton/Frans geeft een paar voorbeelden van ontoelaatbare, interpretatieve vrijheden, en vindt de roman bovendien veel te modern vertaald. Hij concludeert dan ook: 'Ik kan me dus niet aansluiten bij alle lof die diverse recensenten De twaalf stoelen hebben toegezwaaid. Uit geven, vormgeven, vertalen en boeken verkopen zijn aparte disciplines en uit de manier waarop deze uitgeverij een en ander probeert te combineren, blijkt dat ze over onvoldoende professionaliteit beschikt.' Nu was Frans natuurlijk niet helemaal gek. Tussen neus en lippen door attendeerde hij de argeloze lezer er dus wel op dat het boek overal lovend was ontvangen en hij besloot enigszins verrassend dat deze Twaalf stoelen ondanks de manifeste tekortkomingen in geen boekenkast mocht ontbreken.

Een origineel geintje dus, met onbekend resultaat. Toch heeft het ook iets van een spel met eigen onzekerheden. Elke vertaling is ten slotte slechts een benadering van het origineel en wie beseft dat beter dan de vertaler zelf. Eerder had Frans zich er al eens over uitgelaten dat hij tijdens het vertalen moest uitkijken niet met zichzelf op de loop te gaan. Want Ostap Bender zat kennelijk in hem. In datzelfde interview heeft hij het over de prollerige toon van Ostap Bender. Ken u dat woord? Neen en toch weet u wat hij bedoelt.

Ook verschillende recensenten refereerden aan Frans' Benderachtige imago. Een van hen begon zijn recensie wel erg origineel. 'Enige tijd geleden kwam ik mijn oud-leraar Russisch tegen in een café. Hij was tamelijk dronken en wist absoluut niet meer wie ik was. Dit belette hem niet om mij hard op de schouders te slaan en "je was altijd mijn beste leerling" te roepen. Voorts vertrouwde hij me toe dat hij een boek had vertaald en uitgegeven. Het is altijd al een fantast geweest dus ik dacht dat hij me weer in de veiling zat te nemen. Twee dagen later lag het boek op mijn bureau: De twaalf stoelen.' Helen Saelman sprak in NRC Handelsblad over de lichtzinnige zwier waarmee Frans vertaalde. Vervolgens merkte ze puntig op dat de Nederlandse wederwaardigheden van llf&Petrov treffend pasten binnen de sfeer van hun romans. Want na De Twaalf stoelen zou ook Het gouden kalf door zowel de Wereldbibliotheek als uitgeverij Bondi&Onrust worden uitgegeven.

De Volkskrant schreef daarom eind 1994, toen beide kalveren verschenen waren heel toepasselijk: 'Het gouden kalf twee keer geslacht'. In feite drie keer want zoals Hinrichs in Vrij Nederland wist te melden, had ook de Groningse slavist Niko Rijnenberg (1961- 1994) hetzelfde boek vertaald. Hij was Frans Stapert en Arie van der Ent zelfs voor geweest, maar zijn vertaling was niet verder gekomen dan het typoscript, dat hij kort voor zijn dood had laten kopiëren en waarvan er enige tientallen verkocht zouden zijn in Amsterdamse en Groningse boekhandels.

Het is opvallend dat zowel Jan Paul Hinrichs in Vrij Nederland als Antar el Mecky in de Volkskrant in hun uitgebreide recensie van Het gouden kalf niets zeggen over de kwaliteit van de vertalingen van Frans Stapert en Arie van der Ent. Dat is frappant omdat beide recensenten slavisten zijn en hier dus een uitgelezen mogelijkheid hadden beide vertalingen te vergelijken.

Ik vond wel een klein interviewtje met Frans en Arie in de Volkskrant naar aanleiding van de merkwaardige omstandigheid dat ze beiden steeds dezelfde werken vertaalden. Wat vonden ze nu van elkaars vertalingen vroeg de journalist van de Volkskrant. 'Topkwaliteit' zegt Stapert over van der Ent. 'Leest als een trein' zegt Van der Ent over Stapert, maar wel iets te veel naar deze tijd vertaald voegt hij er aan toe. Frans incasseert dit kleine speldenprikje ogenschijnlijk lijdzaam, maar even later prikt hij terug: 'Van de twaalf stoelen heb ik sinds vorig jaar tweeduizend exemplaren weggezet( ... ) en 'die kopers kiezen natuurlijk mijn Gouden kalf' De onbekende interviewer wilde kennelijk objectief blijven, want hij voegt er aan toe. 'Wie Van der Ent koopt is met 59 gulden wel goedkoper uit.'

Wilfred Takken, de oudleerling van Frans die we eerder tegen kwamen toen hij een dronken Frans in het cafe ontmoette, vond de gelijktijdige publicatie van de twee kalveren wél een uitgelezen mogelijkheid om beide vertalingen te vergelijken. Het zal niet verbazen dat hij de kant van zijn oude leermeester kiest. Allereerst citeert hij in zijn recensie veelvuldig uit Frans' vertaling, zonder dat overigens te vermelden, en zegt dan:

Frans Staperts versie is een fris groen boekje dat lekker ruikt. Stapert heeft zeer creatief vertaald en vrij gezocht naar Nederlandse equivalenten voor Russische grappen. Hij heeft veel zorg besteed aan vaart en ritme en laat het boek verder voor zichzelf spreken. Heel anders is het bij de vertaling van Arie van der Ent. Met de vertaling zelf is niet zoveel mis, al is Stapert veel beter.

Takken geeft dan een voorbeeld van een van Benders befaamde standaarduitdrukkingen: bij Stapert klinkt het: 'Het ijs is gebroken, heren gezworenen', Van der Ent vertaalt: 'Het ijs is los, dames en heren van de jury'. Ik ben het met Takken eens dat die laatste zin niet loopt. Maar daar staat tegenover dat ik aarzel bij de vertaling van een andere zin, die in het interview in de Volkskrant geciteerd wordt: Arie van de Ent vertaalt: 'Voetgangers verdienen liefde. Voetgangers vormen het grootste deel van de mensheid. Sterker nog het beste deel'. Frans: Voetgangers moet je liefhebben. Het leeuwendeel van de mensheid bestaat uit voetgangers. Het beste deel ervan bovendien'. De tussenzin 'het leeuwendeel van de mensheid bestaat uit voetgangers' klinkt lekkerder dan het modalere 'het grootste deel van de mensheid.' Maar Aries laatste zin: 'Sterker nog het beste deel', vindt ik weer beter bekken dan: 'Het beste deel ervan bovendien.' Dus hier misschien toch liever een combinatie van beide.

Mijn korte zoektocht in de archieven van uitgeverij Bondi heeft overigens een klein raadsel opgehelderd. Ik had me er ooit over verbaasd dat Kristien Warmenhoven in een uitgebreide recensie van De twaalf stoelen en Het gouden kalf in HP/De Tijd citeerde uit Frans' vertaling van De twaalf stoelen, terwijl ze alleen Arie van der Ents vertaling besprak. Nu moet ik overigens bekennen dat ik mijn huiswerk niet altijd goed maak, want het volgende ingezonden briefje van Frans had ik gemist:

Onder het kopje 'Het Sovjetbroertje van Schwejk' wees hij onder aanhaling van het volledige citaat van zijn door Kristien Warmenhoven geciteerde openingszin op deze merkwaardige omissie. Helaas kan ik Frans niet meer vragen om een reactie op het curieuze kattebelletje van Warmenhoven dat ze hem in reactie op zijn ingezonden brief stuurde. Volgens haar waren door een misverstand de namen van Frans, zijn uitgeverij en de titels van zijn vertalingen weggevallen. Ze vervolgt dan:

Directe aanleiding voor mijn stuk was de verschijning van genoemde romans bij De Wereldbibliotheek. Van uw vertaling bij Bondi van De twaalf stoelen was ik helaas niet tijdig op de hoogte. Ook de aankondiging van uw versie van Het gouden kalf heeft mij nooit bereikt. Omdat ik uw soepele en vindingrijke vertaling duidelijk verkies boven de gekunstelde van Arie van der Ent, heb ik u in mijn stuk 'binnengesmokkeld' door vermelding in de literatuuropgaaf. Ook mijn keuze voor (grotendeels) uw versie van de openingszin van De twaalf stoelen moet u zien in dat licht. Daarom betreur ik het zeer dat uw naam en die van de uitgever uiteindelijk niet onder het stuk zijn terechtgekomen.
Met vriendelijke groet,
Kristien Warmenhoven.

Ik moet u bekennen dat ik heel goed begrijp waarom Warmenhovens reactie niet in HP/De Tijd is geplaatst. Hoe kun je citeren uit een boek dat je nooit gezien hebt en waarom moetje vervolgens de vertaler ervan in je stuk binnen smokkelen? Was dit bedoeld als een pastiche op Ostap Bender? Ik vermoed dat Frans, vertrouwd met de absurdistische sovjetwereld, deze reactie wel heeft weten te plaatsen, al zal hij er waarschijnlijk een paar gram wodka bij nodig hebben gehad.

Een fles sjampanskoje kon hij in elk geval opentrekken toen Jan Paul Hinrichs, zijn derde Ilf en Petrov vertaling De blauwe duivel juichend binnenhaalde in Vrij Nederland. Nou ja, juichend, dit keer prijst Hinrichs niet de vertaling, die aanbeveling vindt hij inmiddels kennelijk overbodig, maar hij schildert Frans' project opnieuw in de meest sympathieke kleuren. Uitgeverij M Bondi (voorheen M Bondi& Galerie Onrust) wordt een unieke Amsterdamse onderneming genoemd met een uitgever/vertaler die de concurrentie van de Wereldbibliotheek trotseerde. Hij prijst Frans daarom gelukkig dat hij met De blauwe duivel nu eindelijk het rijk alleen heeft. En wanneer hij het heeft over het onvervalste leesplezier dat Ilf&Petrov hem hebben opgeleverd, geeft hij eigenlijk het grootste compliment dat je schrijvers en in dit geval de vertaler ervan kan geven. Ik sluit me daar graag bij aan.










   <

TSL 39

   >